discussies

spelregels

over stuggezaal

nieuwsbrief

bijeenkomsten

archief



gasthuis



Two to tango

de discussie liep van 19/10/02 tot 6/3/03

door Vonneke Beeker
Het lijkt gemeengoed te worden: publiek dat makkelijk theater van theatermakers opeist. De theatermaker moet heel veel. En vooral zich veel en vaak legitimeren en verantwoorden. De eisen en oordelen van het publiek hebben hierbij kritiekloos bestaansrecht. Ze zijn vanzelfsprekend terecht, spitsvondig en met het goede doel voor ogen. Maar is dat wel zo?

Theater is geen kadootje, maar een goed gesprek. Theater stoelt op de communicatie tussen mensen op het toneel en mensen in de zaal. En: it takes two to tango. Als toeschouwer ben je de helft van het verhaal en doe je ook de helft van de moeite. Door het getoonde op je in te laten werken, het serieus te nemen, het te interpreteren, erover na te denken en er vragen bij te stellen.. En daarbij je eigen reactie kritisch in ogenschouw te nemen.

Het publiek lijkt steeds minder moeite te willen doen voor dat gesprek. Ik vind dat verontrustend: als je als publiek het gesprek niet aanwil is dat (veel meer nog dan de al dan niet slechte kwaliteit van de gemaakte voorstellingen) de dood in de pot. De dood in de pot van theater, van discussie, van alle moeite om betere tijden. De toeschouwer speelt een cruciale rol in de communicatie die theater is. Wanneer je als toeschouwer die rol laat varen ben je mede-verantwoordelijk voor de teloorgang van theater als krachtig medium. Wanneer je daarentegen het gesprek voert, gaat het vlammen.

Lees de achtergronden >

Printversie >


Samenvatting:

De discussie 'Two to tango' liep van 19 oktober 2002 tot 6 maart 2003. De discussie had 17 bijdragen van 12 deelnemers.

Hoewel alle deelnemers vinden dat een voorstelling pas bestaat als het publiek ook investeert in de voorstelling, vinden de meesten dat de verantwoordlijkheid hiervoor toch bij de makers ligt. "Mijns inziens ligt er enerzijds een verantwoordelijkheid bij de maker die duidelijkheid verschaft over wat hij van zijn publiek verwacht en hen vervolgens binnen de voorstelling EN in de aanloop naar de voorstelling uitdaagt, verleidt, over een grens duwt of trekt." zegt regisseur Christiaan Mooij. Volgens acteur en schrijver Mathijs Verboom is dat niet makkelijk "Het publiek is zeker niet dom, maar in mijn ervaring weinig bereid tot een zogenaamd gesprek. En dat komt mijns inziens, omdat makers te weinig bezig zijn met dat publiek. Als wij een gesprek willen, dan zullen we dat moeten forceren, want als we binnen de geijkte paadjes van het theater blijven opereren, zal het publiek zich altijd veilig wanen."

Amusement wordt wel als een waardevol en volgens sommigen onmisbaar onderdeel van theater gezien. "Door me te vermaken, dat kan doordat ik me verbaas, erger, doordat ik verliefd word op de acteurs/trices, ik me slap lach, word ik vatbaar voor datgene dat men mij met dit stuk wil vertellen." zegt regisseur Feico Sobel. Het Noord Nederlands Toneel wordt een aantal keer genoemd als een gezelschap dat de formule "Ter Lering en de Vermaeck" goed weet te gebruiken. Toegankelijker en amusanter theater is volgens theaterwetenschapper Robert van Heuven zelfs noodzakelijk: "Zo kan het theater zijn elitaire karakter van zich af schudden en voorkomen dat vergrijzing toe gaat slaan in de schouwburgen. Theater moet midden in de samenleving staan."

In de loop van de discussie bleek dat de term "moeilijk theater" en "ontoegankelijk theater" tegenwoordig bijna hetzelfde lijken te betekenen, van beide heeft het publiek en de pers die zich achter haar voorkeuren verschuilt tegenwoordig een afkeer. "Toch zijn het vaak juist dit soort voorstellingen die nieuwe inzichten in de mogelijkheden en de kracht van het medium mogelijk maken, en die zich op een belangrijke manier bezig houden met het heersende mens- en wereldbeeld", aldus theaterwetenschapper Daphne Richter. "Ook buiten het theater zien we dat de maatschappelijke discussie oppervlakkig is, en wegblijft van de essentiële vragen. Theater dat niet wil collaboreren heeft dus een zware taak" volgens Marc Jan Trapman.

Het kijkgedrag van het publiek in het theater wordt een paar keer afgezet tegen de manier van kijken naar televisie. "Makers hebben mijns inziens het recht om een achterkant te laten zien en zijn publiek te overvallen, net zoals de televisie dat kan doen. Dat accepteren we, want dat kennen we. Maar als het theater het doet, wordt het publiek boos." aldus Daphne Richter. Aftrapper Vonneke Beeker merkt op dat deze woede niet gezien wordt als een waardevolle opbrengst van een avond theater. "Waarom is er zo weinig bereidheid om je eigen ervaring nav. een voorstelling onder de loep te nemen? Waarom is dat geen gelegitimeerde opbrengst van een voorstelling? Waarom is het de verantwoordelijkheid van de maker die frustratie op te lossen en jou er niet mee te laten zitten?

Als maker en publiek die woede en frustratie kan zien als een geschenk, is het volgens dramaturg Jeroen de Nooijer elke avond in het theater waardevol: "Het samenbrengen van publiek en voorstelling lijkt me een proces van trial en error. En als dat lukt is theater altijd een kadootje. Misschien in eerste instantie niet altijd even leuk zoals een vlijmscherpe sinterklaas surprise dat ook niet is, maar uiteindelijk altijd een kadootje."



Het publiek eist makkelijk theater op van de theatermaker. Over afschuiven gesproken... De theatermaker zou initiator moeten zijn. (Stichter wordt elders genoemd in de discussie) Het is zijn/haar taak!
Een eigenschap van theater is communicatie. Gevaar is dat makers in de vorm blijven hangen en daar het accent komt, omdat men bang is dat de boodschap niet duidelijk genoeg is. Actualiteit als onderwerp of een klassiek stuk in een modern jasje. Dat is wat het theater biedt.
Waar zijn de innerlijke drijfveren gebleven?
THEATERMAKERS, VEROVEREN DIE WERELD MET JE OORSPRONKELIJKE IDEE!
Confronteer het publiek!

Moet toneel niet de onderzoeks- en bewaarplaats van taal zijn? En dans van beweging?
Kim, (kimmyl42@hotmail.com)
Kim is PR/Marketing medewerker en student kunstwetenschap
10/02/2003 15:31



Naar mijn idee maken theatermakers allang makkelijk theater. Dit komt mijns inziens door het volgende:

In de eerste plaats bewerken veel theatermakers bestaande canonstukken om eenvoudig in te kunnen spelen op de actualiteit, waarbij zij zich het liefst bedienen van de grootste clichés uit het hedendaagse (straat)beeld. Hierbij wordt echter geheel voorbij gegaan aan de meer dieper gelegen, abstracte waarden en de oorspronkelijke context waarin deze toneelstukken ontstonden. Het zijn de grote shows van Kijk-ons-toch-eens-ontzettend-actueel-doen.
De meest erge variant van dit misbruik is echter die, waarbij deze canonstukken ‘vermaakt’ worden tot moderne moraliteiten (vgl. de toegevoegde monoloog ter afsluiting van Massacre at Paris door Toneelgroep Amsterdam (seizoen 2000-2001). Hiermee denken theatermakers op een gemakkelijke manier hun besmette ziel te kunnen reinigen. Zo bezien zijn deze ‘morele’ bewerkingen dan ook te beschouwen als een moderne aflaten.

In de tweede plaats zijn vooral jonge theatermakers niet meer gedreven zich op te laten leiden tot ‘kunstenaar’, maar tot ware ‘stars’. Ze hebben allerlei pretenties het te gaan maken, zonder echt een boodschap te hebben of stichtend te zijn. Hun devies is slechts zo snel mogelijk naar de ‘top’. Lukt dit niet via de toneelschool, dan toch maar via de vele particuliere acteursopleidingen, die voor veel geld iedere alle talentloze aannemen.

Overigens hoeven we ook van de opleidingen aan de verschillende, officiële Toneelscholen niet te verwachten dat deze doordachte theatermakers voortbrengen. Ze worden vaak kortzichtig en naïef opgeleid, het gevolg van vier jaar complete afzondering. Zij weten vaak theater in allerlei geuren en kleuren te maken, maar van echte reflectie hebben zij geen kaas gegeten. Ook van dit front is dus geen herwaardering van waarden te verwachten.

Bestaat de stichtende kunstenaar nog wel?
C. Berken, (calaisberken@hotmail.com)
C. Berken is theaterhistorica
30/01/2003 16:23



Een (late) reactie op het betoog van Marc-Jan Trapman en een poging de discussie nog een stap verder te brengen. Marc-Jan verklaart de gemakzucht van de toeschouwer met een ‘fout’ (moeilijke term) bewustzijn: opgesloten in het fort van de welvaart wil niemand moeilijke vragen gesteld krijgen, werkelijkheden op z’n kop zetten of uberhaupt diep nadenken. Dat geldt zeker niet voor iedereen en ik vraag me af of je deze twee zo direct kan koppelen, maar laten we er even vanuit gaan. De diagnose zou ik dan willen noemen: het luie bewustzijn.

Vervolgens luidt volgens Marc-Jan de vraag: collaboreer je als kunstenaar aan dit luie bewustzijn of niet? Doe je wat er van je gevraagd wordt of ga je in verzet? Ik zou deze vraag richting publiek willen sturen. Het is natuurlijk heel terecht en nodig dat theatermakers zich deze vraag stellen, afhankelijk van hun engagement, maar in deze discussie zou ik het toch weer over het publiek willen hebben. Wie kunnen collaboreren of niet? Dat zijn de tussenpersonen: de professionele kijkers, de critici, programmeurs en beleidsmakers.

Als ik naar de critici en beleidsmakers kijk zie ik een tendens dat zij zich voor het publiek scharen en meeroepen in de eis om makkelijk theater (zie ook de achtergronden van deze discussie). Want dat is wat het publiek wil. Maar zouden niet juist zij een rol moeten hebben in de communicatie, in de vertaalslag (“dat ingewikkelde theater is veel minder ingewikkeld dan het lijkt”), in het inzichtelijk maken, zodat het publiek een inleiding krijgt, in plaats van een oordeel. Oftewel zou een theaterverslaggever niet juist aan de kant van de maker moeten staan? Door de vragen te verwoorden die de voorstelling oproept en de context te schetsen? Ik ben niet tegen een kritische pers, maar volgens mij kan je die twee combineren. Het zou meteen veel interessantere recensies opleveren dan het haantjesgedrag waar de kranten nu vaak vol mee staan.
Vonneke Beeker, (vonneke@xs4all.nl)
Vonneke Beeker is aftrapper van deze discussie
20/01/2003 19:05



Ik denk dat deze vraag eigenlijk niet te beantwoorden is als je met je referentiekader niet buiten het theater gaat. De mate waarin 'het publiek' al dan niet open staat voor moeilijke onderwerpen of pijnlijke vragen' hangt denk ik niet in eerste instantie af van het theater zelf. Dat publiek is veranderd, zoals Robbert van Heuven schrijft, maar dat komt vooral door invloeden van buiten het theater.

Ook buiten het theater zien we dat de maatschappelijke discussie oppervlakkig is, en wegblijft van de essentiële vragen. Het Nederlandse publiek is eigenlijk over het algemeen alleen nog maar geïnteresseerd in het eigen gelijk en het zoeken van zondebokken.

Kunst die aan die vraag beantwoordt ligt makkelijk, en kunst die dat niet doet ligt moeilijk.

Waar komt dat door?

Dat komt omdat het Nederlandse publiek zich in grote meerderheid aan het terugtrekken is achter materiële en immateriële verdedigingslinies tegen de grote boze buitenwereld.
Het bestaan van die boze buitenwereld, daar kan inmiddels, na 11 september '01 geen twijfel meer zijn, maar al lang daarvoor wist men in wezen heel goed dat die buitenwereld boos aan het worden was.
En ook, dat die boze buitenwereld gelijk heeft, boos te zijn.

Waar zou in Nederland de discussie bijvoorbeeld over moeten gaan?

Nou, over de vraag wat er met Nederland gebeurt als we onze markt opengooien voor producten van buiten Europa, iets waartoe we ons al lang hebben verplicht (om maar eens één voorbeeld te noemen, dit is per slot van rekening een forum over theater).
Die discussie weigert het Nederlands publiek; het prefereert de kop in het zand te steken en de Sinterklaasaankopen nog maar eens stevig op te voeren.
In materiële zin betekent dit dat allerlei wetten op het gebied van de invoer in stand worden gehouden, en vreemdelingen buitengesloten.
Dat is erg, maar de gevolgen in immateriële zin zijn misschien nog veel erger. De prijs is namelijk dat het grote publiek het 'zinvol nadenken' heeft moeten opofferen om onder die materiële condities 'zorgeloos' te kunnen voortleven.
Waar hebben we het dus over?
We hebben het typies over een publiek met een "fout" bewustzijn:
ze wéten het wel, maar ze dringen het weg.
Dit is direct te vergelijken met het bewustzijn van 'foute' mensen gedurende bijvoorbeeld de tweede wereldoorlog, een geestesgesteldheid waar bijvoorbeeld Fassbinder zich mee bezig hield - maar veel te veel uit een 'Ik goed, zij fout' perspectief.
Ook in Nederland is het een hobby die bij tijd en wijle de kop op steekt: aanwijzen wie er toèn fout waren.

Maar waar het om gaat is natuurlijk: hoe moet je het aanpakken om nù in te zien dat je 'fout' bent?

Dat betekent dat je als theatermaker, of als kunstenaar in het algemeen, levend in een 'foute' gemeenschap, voor de keuze staat om te collaboreren, of niet.
En dat is eigenlijk de vraag die Vonneke hier mijns inziens aan de orde heeft gesteld.

Al je als theatermaker nu probeert om een keuze te maken, kan je niet met dezelfde antwoorden komen als Brecht, om de eenvoudige reden dat het publiek in de tussentijd geleerd heeft om de technieken die hij ontwikkelde om zijn publiek tot nadenken te dwingen, bij datzelfde publiek inmiddels bekend zijn(op dezelfde manier als jeugdige criminelen zich met gemak beroepen op hun problematische familieomstandigheden en op hun klasseachterstand; ze hebben zich het jargon van de maatschappelijk werker perfect eigen gemaakt).

Het publiek heeft belang bij theater, en zelfs een op zich legitiem belang: het wil zich amuseren.
Maar tegelijkertijd is er dus een niet-legitieme beperking, want het wil niet lastig worden gevallen met problemen.
Er is dus praktisch geen publiek meer dat "bereid is op het puntje van zijn stoel te gaan zitten, mee te denken, zich over te geven aan de gebeurtenis en het niet te weten.", zoals Christiaan Mooij zich wenst, want het publiek wéét maar al te goed; juìst hun bereidheid om 'niet te weten' is te kwader trouw.

Als je ervoor kiest om niet te collaboreren, dan moet je je als theatermaker de bij voorbeeld volgende dingen realiseren:

1. Het is niet langer zo dat 'het stellen van vragen' door het publiek als bedreigend wordt ervaren. Je gaat je gang maar, vinden ze, zolang je maar niet met antwoorden komt die hun niet bevallen.
Dat wil zeggen dat de 'gevoelige' kunstenaar die zich bezighoudt met 'het stellen van indringende vragen' al bijvoorbaat buiten het debat is geplaatst.

2. Het is erg moeilijk geworden om je te baseren op 'de waarheid', of zelfs nog maar op 'een waarheid'. Postmodernisme en deconstructie zijn weliswaar inmiddels filosofisch achterhaald door diezelfde werkelijkheid, maar dat interesseert het publiek niets. Voor het publiek is die denkwijze een geschenk van de goden, want daardoor kunnen ze de beelden van verhongerende kinderen in oorlogsgebieden probleemloos loskoppelen van de radiografisch bestuurbare tank die ze hun dochtertje voor kerstmis cadeau doen.

3. Ook het proberen om, in welk discours ook, op basis van argumenten tot een conclusie te komen wordt onmogelijk gemaakt door middel van de formule 'politiek correct'. Als het publiek namelijk geen weerwoord meer heeft, bestempelt het de ander vrijwel automatisch zo, waarna het debat is afgesloten; iemand die 'politiek correct' is heeft namelijk per definitie ongelijk omdàt ze gelijk heeft.

4. Het 'fout' zijn is pervasief, alles doordringend. Dat betekent dat je, als theatermaker in Nederland, óók deel uitmaakt van dat foute systeem. Dat compliceert de zaken. Al te vaak proberen makers aan dat gegeven te ontkomen, waardoor ze zichzelf tot een makkelijk raakpunt maken voor tegenstanders.

Theater dat niet wil collaboreren heeft dus een zware taak. Het moet guerrilla voeren om door de verdedigingswallen van het publiek heen te breken, en daarbij heeft het het probleem dat het publiek, als het zoiets in de gaten heeft, eenvoudig niet komt - want er is meer dan genoeg theater dat wel collaboreert en het publiek een zorgeloze avond belooft, of zorgt voor een avond met erzats-problematiek voor het wat beter gesitueerde publiek. Theater dat niet wil collaboreren moet om te beginnen erkennen dat het, tot op zekere hoogte, altijd deel uitmaakt van het systeem dat het aan de orde wil stellen.

Is theater daarmee onmogelijk geworden? Integendeel. Zoals altijd is theater het terrein voor de slimsten maar tegelijkertijd het terrein waarop iedereen welkom is. In feite is er, denk ik, geen ander terrein waar je beter kan werken.

Veel van de mensen hier schijnen te denken dat er een keuze ligt tussen al dan niet 'vermaak'. Vermaak lijkt dan een probleem op zichzelf te zijn. Anderen denken dat, als ze het recht claimen om 'vermaak' te bieden, ze het probleem hebben opgelost. Maar volgens mij is het element 'vermaak' op geen enkele manier voorwaarde of zelfs noodzaak voor het al dan niet collaboratief zijn van theater.
En, zoals ik hierboven al schreef, wat mij betreft is de behoefte aan vermaak een legitiem-menselijke behoefte die ook bij het publiek geen relatie heeft met het 'fout' zijn (vandaar onze fascinatie met 'foute' grappen: de behoefte aan vermaak is even organisch, oer-biologisch, als de behoefte aan sex).

Het gaat er ook niet om dat we Othello 'iets minder gruwelijk' maken. het gaat er om dat we een Othello maken waarin het publiek wel moèt inzien dat Jago gelijk heeft. Dat kan. Moet theater daarom automatisch 'moeilijk' zijn? Ik zie geen tegenstelling tussen 'vermaak' en 'moeilijk'.
Wel denk ik dat we er niet onder uit kunnen dat theater dat niet collaboratief wil zijn 'moeilijk' zal zijn, maar dan denk ik in de eerste plaats aan de makers; het is vooral theater dat moeilijk te màken is.
En dan doel ik niet alleen op inhoudelijke of technische problemen maar vooral ook op de maatschappelijke productievoorwaarden. Dat soort theater wordt namelijk niet in eerste instantie door het publiek onmogelijk gemaakt, maar wel door de maatschappelijke beheersconstructie die over het theater is gebouwd.

Om te beginnen worden mensen die ook echt in de realiteit hebben geleefd en gewerkt steeds moeilijker toegelaten door het theater. Toegang tot het theater wordt bijna volledig beheerst door de opleidingen, en in die opleidingen worden wereldvreemde kunstenaars gekweekt; jong, snel, maar zonder kader van kunstenaars die ook in de realiteit leven.

Verder wordt het theater gecensureerd door een garde van cipiers: critici en schijndeskundigen die in commissies van raden zitten. Daarin is ook een generatie betweters gegroeid die cynisme en beter-weten beschouwen als essentiële elementen van het vak.
En dan is er nog een andere groep terroristen: de would-be (semi-) ambtenaren die opeens het wel en wee van de kleine podia bedreigen met een woud van regels en wetten dat ze zelf niet eens behoorlijk kennen, worden tal van plekken in het grijze circuit onmogelijk gemaakt. Dit soort mensen ontpopt zich als blinde bestrijders van alles wat niet groot en officieel is en miljoenen uit kan geven aan moderne technologie of dure adviesbureaus.

Het is die hele constellatie die eigenlijk waarschijnlijk symptomatisch is voor de vorm van controle die in een 'foute' maatschappij welhaast noodzakelijkerwijze over een terrein als dat van de kunsten moet worden gezet. Is er sprake van een samenzwering? Nee. Het is meer een vorm van organische kanker in een ziek weefsel.

Onder die omstandigheden is het dus logischerwijze moeilijk om theater te maken dat niet collaboreert.

Toch moet het. Micha Elout schrijft: "(...)een goed gespeelde Jago in Othello kan heel confronterend zijn voor veel mensen, hij is het prototype van de slechtheid die je in jezelf onderdrukt, want heeft niet iedereen wel eens de neiging om even Jago te zijn? Vooral als hij daarmee een hogere post kan bereiken..."

Jago is in mijn optiek niet 'het prototype van de slechtheid', omdat we een totaal verkeerd begrip 'slecht' hanteren. Dat mag misschien vreemd klinken in een betoog waarin het woord 'fout' zo vaak voorkomt, maar feit blijft dat de manier waarop wij morele oordelen en functionele analyses doorelkaar halen een van de grootste problemen is waar we mee te maken hebben. Als we constateren dat iets 'fout' in elkaar zit, dan hebben we meteen de neiging om dat ook in een moreel kader te plaatsen.

Maar dat is waarschijnlijk niet terecht. Veel van wat nu 'fout' inelkaar zit heeft tal van historische oorzaken waar we niet direct bij kunnen. Waarom zouden we dan automatisch ook 'slecht' zijn, als we daal uitmaken van een 'fout' systeem? Toch is daarmee een moreel oordeel niet onmogelijk geworden, want we kunnen ook profiteren van een 'fout' systeem door er mee te collaboreren - in het heden dus, maar daarmee is dat morele oordeel op zich niet zinvol geworden.

Het gaat er dus niet in om Jago te begrijpen als 'het prototype van de slechtheid'- het gaat er om te begrijpen (en dan ècht begrijpen, op emotioneel niveau) waarom Jago gelijk heeft, en uit te vinden wat Jago eventueel beter had kunnen doen.
Ik vind dat dat de taak van de theatermaker is; dat is de taak die je je toe-eigent als je het podium op stapt. Als je je van die taak niet kwijt, dan kan je het publiek niets verwijten. Als je dat wel doet, en het publiek wil niets van je weten, dan heb je een probleem dat je op moet lossen.
Maar als je bij die taak wordt tegengewerkt door een kaste van betweters die het theater aan het vermoorden is; dan moet je je daar, helaas, óók mee bezig houden.

Othello is momenteel bezig Irak binnen te vallen. Hij is omringd met hoertjes die weliswaar zelf door hun vader zijn verkracht, en door officieren die het verschil tussen verkrachten en het opsteken van een sigaret niet meer kennen, maar dat neemt het feit niet weg dat er doden gaan vallen. Het komt er nu op aan zand in de raderen te strooien zonder dat echelon of Nawijn dat al bij voorbaat uit het komende vier-jarenplan schrappen.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
07/12/2002 13:53



Theater moet een kadootje zijn! Dan wel ter leering dan wel ter vermaak en (voor mij) in het beste geval beiden. Ik heb met o.a. Ola Mafaalani gewerkt en met Jan Fabre, twee theatermakers die nou niet bekend staan om het maken van 'makkelijk verteerbare' voorstellingen', maar ik kan met zekerheid zeggen dat ook voor hen theater een kadootje voor het publiek moet zijn. Zij maken hun voorstellingen uitsluitend voor hun publiek. Natuurlijk gebeurt het dat het publiek dat niet altijd zo ervaart, maar er is veel verschillend publiek en veel verschillend theater en die komen niet altijd even gelukkig bij elkaar. Dat is een probleem en de oplossing is niet eenvoudig. Het samenbrengen van publiek en voorstelling lijkt me een proces van trial en error. En als dat lukt is theater altijd een kadootje. Misschien in eerste instantie niet altijd even leuk zoals een vlijmscherpe sinterklaas surprice dat ook niet is, maar uiteindelijk altijd een kadootje.
Theater bestaat niet zonder publiek en publiek is dus essentieel voor het slagen van een voorstelling. De theatermaker die dat onderschat maakt het zichzelf heel moeilijk. Te moeilijk.
Jeroen de Nooijer, (jfden@hotmail.com)
Jeroen de Nooijer is Docent Theaterschool Amsterdam/Dramaturg
23/11/2002 15:11



Floortje merkt hier inderdaad iets fundamenteels op. Mensen komen blijkbaar met verkeerde veronderstellingen naar het theater. Ondanks mijn stelling dat theater voor iedereen hoort te zijn, maak ik mij ook zorgen over die ontwikkeling (hoe paradoxaal misschien ook). Maar niet alleen zie je dit verschijnsel bij het toneel (zoals dus bij de Mug) maar ook bij een 'toegankelijker' toneelvorm, namelijk het cabaret.
Een goed voorbeeld hiervan was de prachtige voorstelling 'Met een Breierdeck' van Hans Teeuwen, waarvan de prachtige verstilde momenten en de momenten waarop je aan het denken moest worden gezet ('is dit nog wel leuk, mag ik hier wel om lachen') finaal kapot werden gelachen door een groot deel van het publiek. Want dat had van vrienden gehoord dat Hans Teeuwen zo lekker hard was. Lachen man.
Ik word hier dus geconfronteerd met de andere kant van mijn stelling. Het publiek als geconditioneerd amusementsconsument. Dat is niet zo gek als je ziet wat alleen al op tv voor een hersendode troep de ether in wordt geslingerd. Het moet blijkbaar allemaal makkelijk, snel en licht verteerbaar zijn.
Aan de ene kant is dat niet slecht en, dat vind ik nog steeds, moeten makers zich bewust zijn van de veranderende tijd.
Maar, en dat is de andere kant, het publiek moet blijkbaar ook heropgevoed worden. Maar wiens taak is dat? Die van de maker. Van het publiek zelf? En wat hebben de makers liever in hun zaal zitten. Een kudde, de grijzenharen met kleurweggespoeld, Reijnders adepten die er geen snars van snappen maar allemaal plechtig 'Fantastisch G-J' roepen als de meester zelf de foyer betreedt? Of een uitgelaten menigte die van het lachen door het theater rollen, maar compleet ontwetend weer naar huis terug gaan?
Theater is communicatie. Dus zal die communicatie van twee kanten moeten komen. Het publiek zal bereid moeten zijn te leren (zowel van de voorstelling als over de conventies van het theater) en de maker zal bereid moeten zijn hen te helpen bij dat leerproces. Dan kan er echte communicatie tot stand komen. Zowel Mafalani als Terpstra anderen zijn daar hard mee bezig
Robbert van Heuven, (robbert_van_heuven@hotmail.com)
Robbert van Heuven is Theaterwetenschapper
15/11/2002 17:43



Volgens mij kun je prima voor een voorstelling open staan en die dan vervolgens helemaal niet goed vinden. In de schouwburg opstaan en roepen dat je het een schande vindt, diepe verontwaardiging voelen, me dunkt dat dat communiceren is. Tot nu toe gaan de reacties voornamelijk over publiek dat geen moeilijke voorstellingen wil zien en dat aan de makers duidelijk maakt. Of door slechte pers, boos weglopen, boe roepen of gewoon niet komen.

Wat ik de laatste tijd steeds meer mee maak, is dat het publiek voorstellingen juist dooddrukt en smoort door ze perse als gezellig, leuk of grappig te willen ervaren. Het is tegenwoordig standaard om als een man op te staan en te applaudiseren. Vinden al die mensen de voorstelling zo goed? Volgens mij niet. Ze willen een leuke avond uit en staan bij het applaus hoort daarbij. Voorstellingen van De Mug met de Gouden Tand worden met gierend gelach ontvangen, terwijl ze voor mij juist ontroerend en kwetsbaar zijn.
Floortje Bakkeren, (floortje@moose.nl)
Floortje Bakkeren is redactielid stuggezaal.nl en moose
14/11/2002 16:40



Mooie uiteenzetting, Daphne over moeilijk verteerbaar theater dat onze manier van waarnemen zelf aan de kaak stelt. Dit theater vraagt om een andere (vaak fysieke) manier van 'verteren', opnemen. En vraagt er om juist die emotionele reacties, irritatie of frustratie die je ervaart bij jezelf eens onder de loep te nemen. Waarom reageer je zo op die voorstelling?

Er zijn trouwens ook makers die het andersom doen, die je een zoete, verrukkelijke ervaring voorschotelen en je vervolgens confronteren met de manipulatie die daar achter zit. Zo ga je in Zwanenmeer van Sanne van Rijn (bij ZT Hollandia) helemaal op in sentimenteel mededogen van de krukkige bejaarde. Vol liefde hou je je hart vast als er een op z'n hoofd gaat staan en als zelfs die mevrouw die wel erg slecht ter been is meedoet aan de disco. Totdat ze tijdens het applaus opeens snel en soepel oplopen en voor je buigen. Ballon van vals sentiment doorgeprikt en daarmee ook je eigen troostrijke hart.
In het Sprookjesbordeel van het Toneelhuis in Antwerpen word je zelfs persoonlijk en lichamelijk gemasseerd en voel je je als toeschouwer, die één op één contact heeft met een acteur, héél bijzonder. Totdat je binnen een half uur weer in de kou staat met je verliefde gemoed en je beseft dat jij niet bijzonder was, maar bezoeker van een bordeel.

Dit zijn voorbeelden die spelen met sentiment en met lichamelijke intimiteit, meer dan met onze manier van waarnemen, maar het is interessant hoe deze fysieke ervaringen opgeroepen en totaal door de war geschud worden.

Nu is het zo dat fysiek fijn, hoe plat, goedkoop of gemanipuleerd ook waarschijnlijk minder weerstand oproepen dan de moeilijk verteerbare voorstelling die de toeschouwer terugwerpt op zijn manier van waarnemen. Want als je geen zin hebt om achteraf vragen te stellen, dan kan je in het eerste geval lekker blijven bij je zogenaamd fijne ervaring en blijf je in het tweede geval zitten met frustratie. De vraag is natuurlijk: waarom is er zo weinig bereidheid om je eigen ervaring nav. een voorstelling onder de loep te nemen? Waarom is dat geen gelegitimeerde opbrengst van een voorstelling? Waarom is het de verantwoordelijkheid van de maker die frustratie op te lossen en jou er niet mee te laten zitten? Want die vooronderstellingen lees ik af aan de vaak heftige negatieve reacties op moeilijk verteerbaar theater - die er ondanks jouw goede voorbeelden, Micha, wel veel zijn.
Iemand een antwoord?
Vonneke Beeker, (vonneke@xs4all.nl)
Vonneke Beeker is aftrapper van de discussie
13/11/2002 13:00



Ik ben dat niet helemaal met je eens Daphne, waarom zou zo een voorstelling snel slecht ontvangen worden. Ik heb er genoeg gezien die niet slecht ontvangen werden door de pers maar tegelijkertijd heel erg confronterend zijn. De voorstelling Oeboe (Naar Ubu Roi) of Arturo Ui in bewerkte versie, beide door het NNT, zijn twee van die voorbeelden.

Of een goed gespeelde Jago in Othello kan heel confronterend zijn voor veel mensen, hij is het prototype van de slechtheid die je in jezelf onderdrukt, want heeft niet iedereen wel eens de neiging om even Jago te zijn? Vooral als hij daarmee een hogere post kan bereiken...

Een voorstelling mag best een hoop stof doen opwaaien en het liefst zelfs zoveel dat de voorstelling word omgeven door een waas van licht. Dit betekend dat mensen zich aangevallen voelen door die voorstelling en dat de theatermaker er inderdaad iets mee bereikt heeft omdat een ieder die zich aangevallen voelt, blijkbaar een deel van de voorstelling opzichzelf betrekt, dus daar leerling uit kan trekken.

Ik ga voor de voorstelling die mij aantast, confronteerd en shockeerd. Ook al ben ik geen sadist, ik wil voor mijzelf weten, waarom ik mij voel aangetast, waarom confronteerd het mij zo of shockeerd het mij? Omdat ik het zelf doe?
Micha Elout, (majevz@hotmail.com)
Micha Elout is Student theaterwetenschappen
03/11/2002 18:16



Ook ik ben het eens met het feit dat er een verschil is tussen moeilijk en ontoegankelijk. Maar er is ook een verschil, en dat is denk ik ook van belang, tussen makkelijk verteerbaar en moeilijk verteerbaar. De term 'verteerbaar' gebruik ik bewust, omdat het slaat op het lichaam. De voorstelling waar Vonneke over sprak, is blijkbaar een voorbeeld van een voorstelling die zich op het randje begeeft, het publiek eerst een goed gevoel geeft en deelgenoot maakt, en op zijn hoogtepunt de grens van het aangename dreigt te overtreden.
Er bestaan ook voorstellingen, die schijnbaar geen moeite lijken te doen om het publiek aan het handje mee te nemen. Deze voorstellingen proberen vaak iets aan de kaak te stellen dat te maken heeft met onze manier van waarnemen. Met de wijze waarop we 'gewend' zijn onze zintuigen te gebruiken, informatie in ons op te nemen of ervoor af te sluiten, hoe we met media als televisie omgaan. Vaak zijn dit soort voorstellingen op het eerste gezicht ontoegankelijk, omdat ze ons dwingen een andere waarneming te gebruiken, ons te ontdoen van bekende verwachtingspatronen. Door de zintuigen te irriteren, op een verkeerd spoor te zetten, of door te schokkeren.

Dit soort voorstellingen worden vaak slecht ontvangen. Publiek heeft er vaak geen zin in, en kritici maken zich er vaak makkelijk van af door de makers te beschuldigen van egotripperij oid. Vaak gaat het bij dit soort voorstellingen om het uitlokken van een lichamelijk ervaring die de 'normale', conventionele waarneming overstijgt, en die het verwachtingspatroon verstoort, zodat het publiek de kans krijgt op een andere manier te kijken naar zijn eigen kijk- en luistergedrag, dat beinvloedt is door o.a media, en door dat wat we willen en niet willen ervaren. Dit zou je een vorm van vervreemding kunnen noemen, maar niet in de oude, rationele, Brechtiaanse context. Het is een emotionele, lichamelijke, zintuigelijke vervreemding, die vaak een lichamelijke sensatie uitlokt. Meestal, als je geen masochist bent, is dit een vervelende ervaring. En je mag als publiek op dat moment kiezen je ervoor af te sluiten. Maar als je je ervoor open stelt, kan het een beklijvende ervaring zijn. Een die je confronteert, bijblijft, waar je nog lang over na wilt praten.

Dergelijke voorstelling zorgen vaak voor een korte ophef, doen veel negatief stof opwaaien, worden kapot gemaakt door de pers en verdwijnen dan in de vergetelheid. Dit soort voorstellingen hebben vaak weinig tot niets met amusement te maken en door het publiek als vervelend en moeilijk benoemd en afgeschreven. Toch zijn het vaak juist dit soort voorstellingen die nieuwe inzichten in de mogelijkheden en de kracht van het medium mogelijk maken, en die zich op een belangrijke manier bezig houden met het heersende mens- en wereldbeeld, denk ik. Als we bijvoorbeeld iets op tv zien wat vreselijk is om naar te kijken, maar wel een realiteit ergens op de wereld, kunnen we ervoor kiezen ons naar te voelen door te blijven kijken, of weg te zappen. Theater kan dit gedrag onder de loep nemen, het forceren, dwingen om erover na te denken, een alternatief bieden, een discussie losmaken. Maar alleen als het publiek bereidt is zich erdoor heen te slaan. Makers hebben mijns inziens het recht om een achterkant te laten zien en zijn publiek te overvallen, net zoals de televisie dat kan doen. Dat accepteren we, want dat kennen we. Maar als het theater het doet, wordt het publiek boos. Dan heeft de maker opeens een verantwoordelijkheid naar zijn publiek. Vaak werkt het alleen, wanneer we op onze lichamelijke aanwezigheid en bewustzijn in de zaal aangesproken worden. Niet op onze verstandelijke vermogens en intelligentie. De wereld kent gruwelijke realiteiten, dat mag en moet het theater ook verbeelden. Dit soort voorstellingen moet je niet te vaak zien. Maar ze zijn belangrijk en worden mijns inziens vreselijk slecht behandeld. Het feit dat ze irritatie oproepen wordt vaak als reden en 'bewijs' aangevoerd dat de maker iets fout heeft gedaan. Dat de woede en irritatie uit de kijker zelf komt, en de vraag Waarom deze emoties zich voordoen, wordt bijna nooit gesteld. Theater mag dit blijkbaar niet teweegbrengen, terwijl ik denk dat het een sleutel is tot een debat over onze tijd, over ons en onze wereld, waarin theater een grote rol kan spelen.
Daphne Richter, (daphnerichter@hotmail.com)
Daphne Richter is theaterwetenschapper
02/11/2002 21:53



Het moet inderdaad niet zo zijn dat theater alleen gaat dienen tot vermaak. Alhoewel ik denk dat vermaak wel een grote plaats moet innemen, vind ik ook dat mensen die geen verstand hebben van theater naar de schouwburg moeten kunnen gaan en genieten van een voorstelling, daarbij de achterliggende diepere gedachte begrijpen en naar huis gaan met 2 ideeen: 1. Wat een fantastische avond heb ik gehad en 2. Ik heb er ook nog iets van geleerd.
Dat is de werkelijke functie van theater, maar wat ik de afgelopen tijd heb gezien dat zijn stukken waar alleen een hoog geschoold publiek iets van zal begrijpen. Ik vind dat we dit wel mogen omschrijven als "elitair theater."

Tegen zulk elitair theater ontstaat natuurlijk een tegenbeweging, dat is dus ook wat de mensen nu willen, ze willen geen diepere bedoelingen meer, nee alles moet op een bordje gepresenteerd worden en het liefst zo duidelijk mogelijk dat je zeker weet dat je je kunt vermaken.

Ik denk dat dit ook aan de theatermakers valt te wijten van de laatste tijd die te ver zijn doorgeschoten en begonnen met het roepen van credo's als: "We kunnen het wel zonder regiseur en dramaturg."
Hierdoor verloren ze het contact met het publiek, lieten het van zich vervreemden om maar even een politiek mode woord te gebruiken.

Natuurlijk mag theater moeilijk zijn, maar niet te moeilijk...
Geef het volk brood en spelen, maar wel spelen waar ze iets van begrijpen. Niet doorspekt met moeilijke termen, metaforen, iconen of weet ik veel. Een toeschouwer begrijpt nog wel dat als de muziek duisterder word er ook een duistere sfeer heerst maar hoe kan hij nou weten dat het rode bankje voor boosheid staat.

Willen we de mensen weg houden van de geestdodende "Joop vd. Ende" industrie dan zullen we we hier rekening mee moeten houden en misschien zouden we zelfs langzaam eens moeten proberen om het RTL4 publiek langzaam terug te winnen.

Ik ben het eens met Robert van Heuven dat het NNT daar druk mee bezig is, laten wij allen daar een voorbeeld aan nemen.
Dan komen we ook tot de conclusie dat zij luisteren naar het publiek, iets wat ik bij veel theatermakers erg mis en misschien wel het beste kan worden uitgedrukt met de woorden van Matthias de Koning: "Wij willen het publiek niet onderschatten" Nee inderdaad onderschat het publiek niet, maar men kan het wel overschatten bijvoorbeeld zoals in hun voorstelling: vandeneedevandeschrijvervandekoningendiderot waar de symbolen en metaforen zo groot waren en de wil van de makers zo klein om die uit te leggen dat het een voorstelling werd die bijna niemand begreep.
Micha Elout, (majevz@hotmail.com)
Micha Elout is Student theaterwetenschappen
02/11/2002 20:05



Ik denk dat je een goed punt aanhaalt, Vonneke. Moeilijk is geen synoniem voor ontoegankelijk, maar het lijkt wel zo te verworden. Wat jij beschrijft over de Othello voorstelling is een mooi voorbeeld. Het publiek wordt aan de hand genomen en het verhaal binnen geleid, maar krijgt in de uitwerking van het verhaal en haar thema's wel de uiterste consequentie te zien.
Ik denk dat je dat als maker verplicht bent naar het publiek en naar met materiaal waarmee je werkt. Uit jouw verhaal krijg ik de indruk dat zowel het publiek als het materiaal serieus is genomen. Dat vervolgens 'de uitkomst/conclusie'(hoe je het ook moet noemen) niet prettig is, is een tweede. Het is duidelijk en geeft het publiek de kans om stelling te nemen t.o.v. het inhoudelijke van de voorstelling.
Christiaan Mooij, (cmooij@hotmail.com)
Christiaan Mooij is regisseur en is mede-initiatiefnemer van ANNETTE SPEELT
02/11/2002 15:07



Gisteren zat ik in het theater in Keulen en zag Othello in de regie van Ola Mafaalani. Een heftige voorstelling, die compromiloos toonde waar Othello over gaat: het onomkeerbare gruwelijke geweld dat het gevolg is van jaloezie en wraakzucht. In een meedogenloos ritme stevende de voorstelling af op het moment dat othello Desdemona vermoord. De moord is - zonder de clou hier te willen verklappen - tergend en vreselijk. Je hart draait zich om terwijl je kijkt. Het Duitse publiek is gewend commentaar te roepen vanuit de zaal, maar het 'Aufhören!!' was nu wel erg heftig. Het was een minderheid trouwens die uiteindelijk boe riep, maar wel een diep verontwaardigde menigte. Hier hadden zij niet voor betaald, voor het zien van dit geweld. Terwijl het toch precies is wat Shakespeare geschreven heeft - als je die verantwoording al af zou willen leggen. Ook de scene ervoor waarin hij haar vernederd en half verkracht vonden ze verschrikkelijk. Dat was het ook. Dit onderwerp is verschrikkelijk.

Het publiek heeft alle recht te roepen wat het wil, daar gaat het hier niet om. De vraag is mag je er de theatermaker op wijzen dat je dit het publiek niet aan kan doen? Dat het zo niet meer leuk is, dat je een grens van wat aanvaardbaar (en verteerbaar) is overschrijdt en dat je toch een beetje respect moet hebben voor het vermaak van die toeschouwer die hier toch veel geld voor neer heeft gelegd?

Duits theater werkt anders dan het Nederlandse, de schouwburg heeft een vast gezelschap en een centrale functie binnen de stad. De inwoners ervaren het als hun theater. En vinden dat ze iets terug te eisen hebben.
Maar stel je voor dat je daarvoor zou zwichten, dat je Othello dan maar iets minder gruwelijk maakt, dat je het 'leuk houdt'. Dan zou deze voorstelling lang niet zo krachtig zijn als deze nu is. Nu is deze heel krachtig en de link naar wraakzucht en geweld in de wereld buiten is zo gelegd. Wat theater kan is in menselijke verhouding voelbaar maken wat de consequentie is van die wraakzucht. Het kan het geweld invoelbaar maken. Othello die Desdemona op werkelijk gruwelijke wijze vermoord doet je beseffen wat het betekent, een moord, zo'n moord. Veel directer dan getallen of beelden die je via het nieuws naar je hoofd geslingerd krijgt.
Dat kan theater doen. Maar het is niet leuk. En het is niet prettig. En al helemaal niet makkelijk.

Het heeft trouwens niet puur met 'ende vermaak' te maken. In deze voorstelling (en in bijna alle volgens mij) word je keurig aan de hand genomen het verhaal in. Met vrolijkheid, goede grappen en af toe een lekker stukje muziek. Alleen blijft het vervolgens niet enkel leuk.
Er is een verschil tussen moeilijk en ontoegankelijk theater. Volgens mij worden die twee erg vaak op een hoop gegooid. Moeilijk dus ontoegankelijk, zoiets.
Vonneke Beeker, (vonneke@xs4all.nl)
Vonneke Beeker is aftrapper van deze discussie
01/11/2002 18:32



Theater ter leering ende vermaek. Goed? Of niet? Theater is in de eerste plaats communicatie tussen een regisseur en een stel acteurs of enkel acteurs zonder regie, whatever, en een publiek. Als deze communicatie over een bepaald onderwerp niet tot stand komt klopt er iets niet. Kan aan het publiek liggen of aan de makers. Willen de makers teveel van hun publiek? Wil het publiek te weinig, of gewoonweg iets anders?

Ik las net in een van de Moose-artikelen over het theaterfestival dat de juryleden keken als een fictief persoon die nog nooit in het theater geweest was. Waarbij ze hun culturele bagage overboord hadden geworpen om zo open naar een voorstelling te kunnen kijken en weer te letten op de meest basale zaken: boeit het mij? Of niet?

Ik stel mij het volgende voor. Op een avond ga ik rond de klok van acht naar het theater, zeg de Rotterdamse Schouwburg, want het toeval wil dat ik een inwoner van deze stad ben. Ik fiets naar het theater. Ik parkeer mijn fiets in een van de fietsenrekken voor de Schouwburg. Nu komt het spannendste. Voor ik door de (altijd door die vrolijke meiden in blauwe bloesjes geopende) deur ga transfomeer ik. Mijn culturele ballast deponeer ik in de daarvoor bestemde kluis (rechts van de deur) verlicht en zeer tevreden en terdege betreed ik nu het pand, rijp voor een avondje lekker simpel "boeit het me of boeit het me niet?"

Theater ter leering ende vermaek. Misschien klinkt het erger dan het is? Waarom zouden deze twee niet samen kunnen gaan? Misschien moet de tekst iets gewijzigd worden om mede-makers over de streep te krijgen. Theater ter bevraging ende vermaek? Theater ter bedoeling ende vermaek? Theater ter bezinning ende vermaek? Ik weet het niet
Maar toch blijft er een ding voor mij bestaan en dat is dat het eerste niet zonder het tweede kan. Theater is vermaak, het is geen straf. Door me te vermaken, dat kan doordat ik me verbaas, erger, doordat ik verliefd word op de acteurs/trices, ik me slap lach, word ik vatbaar voor datgene dat men mij met dit stuk wil vertellen. Op wat voor manier het ook gebracht wordt en in wat voor een stijl, of het de discordia manier is of meer a la Doesburg, ik moet eerst ingepakt worden voor ik alles slik. Of liever ik wil verleid worden om de mogelijke boodschap of vraag mee te nemen en me er toe te verhouden.

Vraag is nu Hoe? Hoe betrek je die zogenaamde niet-kijker, de gewenste nooit theaterbezoekende kijker bij een voorstelling? Hoe haal je hem binnen en meer in deze discussie, hoe laat je hem kijken?

wat wil ik zelf van een voorstelling? wat moet een voorstelling met mij doen? Wat moet theater doen met mensen? Misschien moet je je publiek in alle comfort, waar ze zo moeilijk zonder kunnen, inpakken. Laat ze geloven in de onschuld van het alles dat je ze gaat vertonen geef ze de ruimte tot kuchen en lachen en laat de fuik dan onverbiddelijk dichtklappen.

maar hoe? En waarom? Heeft het publiek er behoefte aan? misschien niet, maar ik als maker wel. Net als dat ik de behoefte heb mensen te boeien met hetgeen ik breng, wil ik ze ook om de oren slaan met wat ik vind of zie.

Grote woorden, alweer, en steeds weer die vraag, maar hoe dan? En waarom dan? Wat wil je dan?
Feico Sobel, (feico66deluxe@hotmail.com)
Feico Sobel is Regisseur
28/10/2002 22:02



Ik ga meestal niet alleen naar het theater om vermaakt te worden. En als ik daar wel zin in heb, weet ik waar ik (niet) naar toe moet. De verantwoordelijkheid begint thuis, bij het kiezen, en ligt daarom ook bij de hoofden publiciteit. Ik hou vaak wel van ´esthetisch en abstract´. Er zijn bovendien makers genoeg, die niet de behoefte voelen het publiek aan het schuddebuiken te maken en laten we ze aub niet het idee geven dat dat opeens moet. Ik vind het maar een stomme tendens, waarin het allemaal vooral verteerbaar moet zijn en ook nog om thuis verder over na te denken en met een gezellig muziekje en voor iedereen toegankelijk. Laat iedere maker doen wat ie moet doen, er is publiek genoeg voor de diversiteit die wordt geboden. Ik hoef niet overal naar toe en wil graag nog wat te kiezen hebben ook. En het is echt niet zo erg om van tijd tot tijd je publiek hard gillend weg te laten lopen. Als ze het niet begrijpen, of niet willen begrijpen, jammer dan. Theater is geen tv, je kunt het niet afzetten, en je kunt het ook niet telefonisch wegstemmen. Houwen zo. Er zijn vormen van theater die er zijn omdat het publiek het leuk vindt, en er zijn vormen van theater die er zijn omdat de makers iets willen vertellen. En de makers kiezen hun manier van vertellen. Als ze weten dat ze iets heel moeilijks gaan vertellen, kunnen ze het publiek een beetje helpen. Maar daar houdt het toch echt mee op.
Daphne, (daphnerichter@hotmail.com)
Daphne is theaterwetenschapper
26/10/2002 23:02



Volgens mij ligt het probleem voor een groot deel bij de makers. Zij moeten gaan inzien dat publiek van nu niet meer het publiek is van tine jaar geleden. Veel voorstelling zijn té esthetisch, té abstract en dat zegt het hedendaagse publiek (vooral de jongeren) niet zo veel meer.
Matthijs Verboom wil hedendaagse vervreemdings effecten zien in het theater. Het Noord Nederlands Toneel onder leiding van Koos Terpstra is al enkele jaren in die richting aan het zoeken. Voorstellingen als 'de Driestuiversopera' en 'Wachten op Godot' waren voorstellingen waarbij voor een breed publiek op een amusante manier fantastisch theater wordt gemaakt, terwijl er genoeg overblijft om over na denken.
Theatermakers moeten gaan inzien dat het publiek best vermaakt mag worden en dat dat ook kan zonder diepgang te verliezen. Dat dat mogelijk is bewijst het NNT.
Dit alles wil niet zeggen dat het publiek alleen maar dom achterover hoeft te leunen en dat het theater tot Van den Ende-kloon moet verworden. Ik ben het met de stelling eens dat een voorstelling gemaakt wordt door het publiek en de maker samen. Er mag en moet van het publiek verwacht worden dat zij meedenken over de problemen die in een voorstelling aan de orde komen. Zonder dat verliest het theater zijn functie.
Toch is het tijd voor een mentaliteitsverandering bij de makers. Zij moeten inzien dat het publiek best vermaakt mag en misschien zelfs moet worden. Zo kan het theater zijn elitaire karakter van zich af schudden en voorkomen dat vergrijzing toe gaat slaan in de schouwburgen. Theater moet midden in de samenleving staan. Maar het is ook amusement.
Robbert van Heuven, (robbert_van_heuven@hotmail.com)
Robbert van Heuven is Robbert van Heuven is theaterwetenschapper
26/10/2002 19:06



Ik ben het eens met Christiaan dat zowel maker als publiek deze verplichting met elkaar moeten aangaan, maar vrees dat het initiatief vooral bij de makers ligt. Het publiek is zeker niet dom, maar in mijn ervaring weinig bereid tot een zogenaamd gesprek.
En dat komt mijns inziens, omdat makers te weinig bezig zijn met dat publiek.
Als wij een gesprek willen, dan zullen we dat moeten forceren, want als we binnen de geijkte paadjes van het theater blijven opereren, zal het publiek zich altijd veilig wanen.

Kortom, het wordt tijd om de theorieen van Brecht weer eens een nieuwe draai te geven. Waar blijven de hedendaagse vervreemdingseffecten?
Mathijs Verboom, (mathijsverboom@planet.nl)
Mathijs Verboom is acteur/schrijver
25/10/2002 01:10



Een eerste korte reactie:

Je mag van zowel de makers als het publiek verwachten dat ze investeren in een voorstelling.

Dat wat ik presenteer is een voorstel van mij (en de acteurs etc.) over hoe je tegen een stuk aan kan kijken, hoe te reageren op een (maatschappelijk)verschijnsel, hoe ik mij verhoud tot de wereld om mij heen. Ik maak het publiek deelgenoot en bied de mogelijkheid tot een dialoog. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een inhoudelijke dialoog; over wat je hebt gezien, over hoe jij je verhoud tot de materie. Die dialoog vindt plaats tussen voorstelling en publiek en binnen de toeschouwer zelf. Wanneer je achterover gaat zitten en denkt nou geef mij maar een leuke avond dan ben je aan het verkeerde adres. Je hebt dan misschien/waarschijnlijk een kut-avond en dat vind ik dan niet erg.Zowel publiek als maker maken de voorstelling.
Bij MIJ ben je aan het verkeerde adres, maar ik weet dat er behoefte is aan amusement. En die behoefte is legitiem, alleen het is niet een norm die je vervolgens op het hele theater mag toepassen.

Overigens is er wel een groot misverstand dat een voorstelling niet ook lekker mag zijn. Ik hou me zeker wel bezig met het 'gastronomische' aspect van een voorstelling. Gastronomie is allen niet het enige doel, het kan een ingang zijn om een stap verder te gaan. Je verleidt het publiek om met de voorstelling in dialoog te treden. Wanneer de toeschouwer louter wenst te kijken naar de gastronomie dan doet hij zichzelf en de voorstelling te kort. En als je als maker daar aan toegeeft verwordt het theater tot enkel een genotsbeleving.

mijnsinziens ligt er enderzijds een verantwoordelijkheid bij de maker die duidelijkheid verschaft over wat hij van zijn publiek verwacht en hen vervolgens binnen de voorstelling EN in de aanloop naar de voorstelling uitdaagt, verleidt, over een grens duwt of trekt.

Vervolgens moet je van de toeschouwer verwachten dat hij bereid is op het puntje van zijn stoel te gaan zitten, mee te denken, zich over te geven aan de gebeurtenis en het niet te weten. Geduld te betrachten: voor mij is goed theater geen 'instant' theater, geen magnetronmaaltijd. Ideaal werkt de voorstelling door als de voorstelling al is afgelopen.

Als maker en publiek moet je deze verplichting met elkaar aangaan.
Christiaan Mooij, (cmooij@hotmail.com)
Christiaan Mooij is regisseur
23/10/2002 14:00