Waan je in een bedompte jaren 50 kamer met zware gordijnen, afgestompt licht, doorgezakte stoelen en muffe lucht. De kamer is ruim, maar het is er propvol met 3 karakters. Vera, een onderdrukte vrouw, de sleutelfiguur tussen haar broer en zus. Clara, een in een rolstoel gezeten oud verzetsstrijdster. Rudolf, de man die letterlijk de broek draagt in huis, een antisemiet in hart en nieren.
De sfeer is verpest, al jaren. Je voelt het, in alles. En toch… er is een soort compassie tussen deze mensen, misschien uit het noodlottige feit dat ze familie van elkaar zijn. Hoe kunnen deze mensen zo claustrofobisch met elkaar verbonden zijn?
Vera praat. Zalvend praat ze met Rudolf. Wrang is ze tegen Clara, maar bovenal, ze praat. Ze praat haar angsten weg, ze praat over haar agressie heen, ze praat voor haar eigen veiligheid. Ze praat haar leven vol met illusies.
Clara zwijgt hier hard tegenin. Passief en lijdzaam zit ze in haar rolstoel te wachten op haar enige verlichting per dag, de krant, de poort naar buiten. Ze gaat af en toe de discussie aan met Vera, hypocriet genoeg, want dit is juist haar enige lotgenoot tegenover de aloverheersende Rudolf. Een kleine strijd die dagelijks zo rond de koffie geleverd moet worden, meer om te bevestigen dat ze er nog is, dan om de strijd zelf. Is haar zwijgen werkelijk haar sterkte, of is het een zwaktebod na al die jaren?
Rudolf is de grootste psychopaat, een jodenhater, die het zeker thuis niet onder stoelen en banken schuift. Door het late opkomen van Rudolf wordt er een behoorlijke spanning om zijn personage gecreëerd en je verwacht een heftige dictator. Helaas wordt Rudolf iets te lief vertolkt, zijn rol mag veel tirannieker en dreigender. Alleen praten over vuile joden, maakt iemand nog geen ‘schwein’. Dit maakt direct dat Vera te overdreven overkomt met haar onderdrukte gedrag. Haar wispelturige houding tegenover Clara en Rudolf is een te groot contrast. Subtielere machtsverschillen en meer onderhuidse opmerkingen die je als publiek zou kunnen voelen zouden beter passen.
De drie personages zijn goed uitgewerkt, hoewel ze niet allemaal even goed op elkaar zijn afgestemd, is het een intriest geheel. Je blijft met veel vragen zitten, vooral over de motieven van de karakters en hun geschiedenis. Toch voel je dat de meeste vragen simpelweg niet beantwoord kunnen worden… het is het noodlot om familie van elkaar te zijn.
Het ziet er allemaal verzorgd uit, decors, kostuums, muziek en over elk woord of gebaar is nagedacht. Lageveen en Witte hebben op die manier voorstellingen gemaakt die aangenaam licht van toon zijn en handelen over onderwerpen die ons al vanuit de schoolbanken min of meer vertrouwd zijn. Deze keer kiezen ze een exotischer en nogal onbehaaglijk onderwerp: het leven van de Etheopische keizer Haile Selassie. Misschien lukt het daarom niet. Maken de eerste twee delen nieuwsgierig naar de afloop, in het derde deel is de teerling geworpen: de keizer is gek, vrouw en kind zijn dood. Als toeschouwer kan ik slechts mijn schouders ophalen. Een open einde prikkelt de verbeelding misschien meer. Jammer, Koole -fris en vruchtbaar-, en Bokma zijn perfect. Alleen: ik hoop dat de laatste de kans krijgt of neemt om weer eens een ‘gewone’ vent te spelen. Even geen gefrustreerd en verkrampt onderdeurtje.
Altijd leuk zo’n avondvullend gebeuren op locatie met diner, maar itt Tantalus (2 jaar geleden), is het stuk nu veel minder de moeite waard. De keuze van de regisseur om zich te concentreren op de ‘flow’ van het noodlot en niet op wat de personages meemaken, maakte het saai, heel saai. Helemaal geen humor, helemaal geen spanning, wel heel mooie kostuums en soms best indrukwekkende choreografie. Maar de eindconclusie blijft toch: dit was 15 jaar geleden vast vernieuwend, maar boeit nu niet meer.
Waarschijnlijk hebben Lageveen en Witte zich erg verdiept in het leven en de ondergang van Haile Selassie, maar ze vergeten dat met het publiek te delen. Nu vraag je je steeds af of dit ook echt gebeurd is en begrijp je niet precies wat er aan de hand is. Ja, er is een opstand en waarschijnlijk is die terecht, maar hoe zit dat dan? Pierre Bokma en Ricky Koole zijn geweldig, maar de kostuums zijn vreselijk. De muziek gaat op je zenuwen werken maar het decor is juist weer heel ingenieus. Kortom: ik sta nogal dubbel tegenover deze voorstelling, hij lijkt nog niet helemaal af. Daarom toch één tomaat.
Cabaret, mag het daar ook over gaan? Niet-theatraal cabaret nog wel, het bestaat gelukkig nog, een man/vrouw met liedjes en gitaar/piano en met wat gebabbel ertussen om ons wat te ontspannen. Joop Visser, Kees Torn, Jeroen van Merwijk. En: Katinka Polderman! Gedachtenkronkels van een begin-twintigse meid die op een krat bier de dag doorkomt, met een bij tijd en wijle lijzige en krijsende stem en wij mogen soms nog meezingen ook! Is het niet fantastisch? Het is wel fantastisch.
Als je er tegenkunt dat er weinig noemenswaardigs gebeurt op het podium. Vooral het antikindertjeslied is zwaar in orde, daar kan ze mee de boer op. ‘t Was nog wel te merken dat ze nog maar net aan een programma met pauze bezig is, de praatjes tussendoor gingen soms nog wat zoekend, maar de meeste liedjes staan.
Laten wij blij zijn met Katinka.
Mooi, stil, leeg en waanzinnig precies. Zen theater, je moet er tegen kunnen. Ik vond het bij tijden prachtvol. Geluidsdecor vond ik dan weer vaak vervelend, ik ging een beetje op zoek naar geheime clous in de tekst, maar die kon ik dan weer niet verstaan. Aan het eind was ik geroerd en was ik zelf ook wat stillig. Helemaal af.
Snel, slim en spannend theater. Fijn vrouwen op het toneel als zelfstandige personages, niet als vrouw van…. Heel goed om eens terug te kijken op de psychoanalyse, vooral in het theater is daar een hoop zinnigs over te melden, vooral als je het zo fysiek invuld als Heuer dat doet. Marlies Heuer is enorm goed, wat genieten we toch van haar deze afgelopen seizoenen!
Ja, nieuw, experiment. Ik noem dit gewoon Avant-garde. Moeilijk te begrijpen hoor, al die lagen. Slingert tussen tenenkrommend genant en verdomd interessant. Jammer dat het nooit eens echt even uitpakt en totaal betoverend theater wordt. Daar hoopte ik echt op met dat lampje. Maar dat kadootje kreeg ik niet en ik bleef een beetje beteuterd achter.
Multi-media-monologen-meuk. Vermoeiend. En ik zeg het nog een keer: GEEN GEBOORTE FILMPJES OP HET TONEEL. Gezellige avond dat dan weer wel.
De Paardjes doen aan introspectie. Nu doen ze dat wel vaker en aan de lopende band, maar nu eens zonder heftige soundscape. Het was daarom vooral erg gezellig, we kregen toastjes met brie en dia’s. De toastjes bleven onhandig aan de onderkant van de schaal plakken en de dia’s waren soms niet scherp. Het was kneuterigheid troef. Veels Ahs en Agossies bij jeugdfotoos en kindergrut. Acteurs die naar fotoos van hun kinderen kijken, zijn in één keer geen acteur meer. Qua spel ging het wel vaker mis, Kuno’s woede uitbarsting en agressie viel erg dood tussen alle gezeligheid. Maar misschien was dat juist zo enorm goed eraan, dat iedereen zo rond de middendertig in z’n cocoon aan het vergeten is hoe je je goed boos maakt. Anyway, ik heb nog een groot kritiek punt: Brand bier! Wat een monsterlijke stijlbreuk!