discussies

spelregels

over stuggezaal

nieuwsbrief

bijeenkomsten

archief



gasthuis



Verslag

Simone Hogendijk schreef voor TM over de jongste generaties toneelschrijfsters. In opdracht van Stuggezaal.nl bezocht ze op de Regiedagen de Schrijversdag. Op de avond gaf ze een overzicht van meningen van schrijvers en makers over de theaterpraktijk in Nederland.

terug naar de eerste pagina

Via de artikelen die ik voor TM heb geschreven, en nog ga schrijven (een serie over jonge toneelschrijvers) heb ik gekeken naar het thema 'de verhouding tussen schrijver en regisseur' en daarnaast wil ik een tijdsbeeld geven van schrijvers en het theater waarvoor ze schrijven.

De eerste vier interviews heb ik gedaan met Esther Gerritsen, Elke Geurts, Lot Vekemans en Marieke ter Doest, allen hebben een schrijversopleiding gedaan en zijn nog niet heel lang afgestudeerd.De artikelen richten zich op de ervaringen van de schrijver bij de realisering van de tekst tot de uiteindelijke uitvoering daarvan. Waar haalt de schrijver inspiratie uit? Wat zijn zijn thema's? Maar ook: Hoe is de samenwerking met de regisseur en het gezelschap? Welke weg moet bewandeld worden om tot een bevredigend resultaat te komen?

In het kader van het thema van vanavond heb ik me gericht op de ervaringen aangaande de verhouding tussen de door mij geïnterviewde schrijvers en de regisseurs waarmee zij werkten. Ik heb anekdotes en uitspraken uit de interviews verzameld die ik heb aangevuld met opmerkelijke uitspraken en observaties die naar boven kwamen tijdens het gesprek met Loek Zonneveld en gasten en de readings tijdens de Schrijversdag van afgelopen vrijdag die georganiseerd werd in het kader van de Regiedagen.

Een van mijn vragen bij de interviews voor TM was: Waar begint een samenwerking tussen een schrijver en een regisseur, word je als schrijver gevraagd of is dat andersom?
Uit de interviews bleek dat de schrijfsters in eerste instantie na hun afstuderen gevraagd werden om in opdracht iets voor een regisseur of gezelschap te schrijven.

Daarbij had Esther Gerritsen een vliegende start, kwamen en bleven de opdrachten bij Elke Geurts en Marieke ter Doest een half jaar na hun afstuderen binnenkomen en was het bij Lot Vekemans die al vrij snel na haar afstuderen bij het Colofon een stuk schreef bij Artemis vervolgens een hele tijd stil terwijl het nu loopt als een trein.

Hoe komt een samenwerking nou precies tot stand?
Esther Gerritsen vertelde dat de overgang na school niet heel groot was, zij was al tijdens haar opleiding aan het werk. Elke Geurts had het moeilijker: "communiceren is niet mijn sterkste kant", vertelde zij: "ik wist niet hoe ik het aan moest pakken." Ook Lot had het daar moeilijk mee. Uiteindelijk ontmoetten ze allen toch mensen waarmee ze samen wilden werken.

Ook de gasten uit het gesprek met Loek Zonneveld hebben hun geestverwant gevonden: Esther Gerritsen Alexandra Koch (Esther vroeg haar voor 'Huisvrouw' nadat ze gemerkt had dat het klikte), regisseur Erik Whien Jeroen van de Berg (werkten eerder samen in 'Polaroid' en gaan nu samen iets maken, waarbij Jeroen schrijft en Erik regisseert) en Marcus Azzini vroeg Ko van de Bosch zijn afstudeervoorstelling te schrijven.

Tijdens het gesprek met Loek Zonneveld kwam de vraag naar boven waarom er de laatste tijd, en zeker bij de Regiedagen, zoveel eigen werk wordt geregisseerd in plaats van oud repertoire.
Mogelijke redenen die werden aangestipt:

  • De codes en valkuilen van bekende stukken zijn bekend. Daardoor minder kans om als regisseur zelf iets uit zoeken.
  • Het zou bij repertoire stukken meer gaan om de vorm dan om wat je wil zeggen.
  • Daardoor kan een regisseur wel makkelijker zijn eigen signatuur ontwikkelen.
  • Voordeel van nieuw werk is volgens Erik Whien dat de schrijver nog leeft, dus je kan hem opbellen als je een probleem hebt.
  • Maar ook: als je de schrijver niet spreekt verhoud je je meer tot de tekst dan tot de schrijver, dan haal je eruit wat jij als regisseur wilt vertellen
  • Doordat er veel schrijvende regisseurs waren en nog zijn, verdwenen na de eerste opvoering veel stukken, omdat ze vast zaten aan de makers. Het lijkt erop dat hier verandering in komt, omdat de autonome schrijver in opkomst is.

De tijd is nu ook rijp voor toneelschrijvers vertelde Lot Vekemans mij in het TM interview. "Er komt nu een hele generatie schrijvers aan die in eerste instantie schrijver zijn en niet ook regisseur of acteur. De autonome schrijver die met open armen wordt binnengehaald, dat is toch vrij nieuw. Toen ik in 1993 van het Colofon afkwam was dat nog niet zo. Dat heeft ook met de opleidingen te maken die er nu zijn, naast 't Colofon ook de HKU. Aan dezelfde opleiding worden ook acteurs en regisseurs opgeleid die weten dat er ook schrijvers worden opgeleid en daar beginnen verbanden te ontstaan."

De schrijfsters die ik interviewde werkten vooral de eerste tijd na hun afstuderen veel in opdracht.
Esther Gerritsen vertelde dat dit langzamerhand anders werd doordat zij mensen leerde kennen waar zij mee samen wilde werken en andersom. "Nu wordt ik niet meer gevraagd met het idee "ik heb een tekstschrijver nodig om mijn idee uit te werken", maar met het uitgangspunt; "ik wil dat jij zoals jij schrijft, voor onze groep een stuk maakt."
Het gaat er hierbij om wat de schrijvers zelf met het idee doen.

De vrijheid die de schrijfsters hierin hadden verschilde.
Zo vertelde Marieke ter Doest dat haar manier van werken vaak wel dienend is. Dat heeft ook te maken met haar werkwijze. Zij laat zich bij het schrijven inspireren door de speelvloer, acteurs en regisseurs en haar schrijven vormen een wisselwerking met elkaar, hoewel ieder zijn eigen discipline behoudt. Beïnvloeding heeft ze nodig.

Elke Geurts vertelde dat ze lange tijd juist erg bang was voor beïnvloeding van buitenaf tijdens het schrijven en zich afzijdig hield bij het maakproces van de feitelijke voorstelling. Uiteindelijk kwam ze er achter dat toch niet voor haar werkte. Ze werd ongelukkig van het feit dat de uiteindelijke voorstelling nooit zo werd zoals zij in gedachten had. Dat had te maken met het feit dat ze niet betrokken was bij de repetities, maar pas kwam kijken bij een try-out of première. Dan was het te laat om nog eens met haar visie op het stuk aan te komen. Achteraf bleken ideeën te verschillen tussen de regisseur en haarzelf.

Elke: "Ik ben nu op een punt gekomen waarop ik me bewust ben geworden van mijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de tekst en de voorstelling. Ik wil mijn stukken serieus nemen en er zelf zorg voor dragen dat ze opgevoerd worden en bij de juiste mensen terechtkomen. Beïnvloeding, met andere mensen in aanraking komen kan ook positief zijn en juist inspireren."

De betrokkenheid bij het maakproces bij Lot Vekemans en Marieke ter Doest is juist heel groot. Lot: "Ik kick op de repetitieruimte, ik vind het een geweldige plek om te zijn."Esther Gerritsen daarentegen: "Ik haat repetitieruimtes! Och, arme mensen dat ze er de hele tijd moeten zitten, altijd vreselijke ruimtes, ongezellig en de verwarming doet het nooit. Als ik geschreven heb ben ik klaar, dan kom ik nog een keer bij een doorloop of een try-out kijken maar niet te vaak."

Marcus vertelde in het gesprek met Loek Zonneveld dat hij met schrijver Ko van de Bosch gesprekken heeft gevoerd over hoe het stuk Mijn Kippenhersentjes moest worden, tijdens de repetities was Ko er niet vaak bij maar telefonisch hebben ze veel besproken, vooral naar aanleiding van de vraag van Marcus: "Hoe speel je dit in godsnaam!?" Hij kreeg de vrijheid om teksten weg te gooien. Uiteindelijk was Ko blij verrast dat je zijn tekst ook zo kon regisseren. Marcus vindt het interessant dat je op die manier een schrijver iets kan bieden.

Eerder die middag viel tijdens de readings al de uitspraak van een meisje van de opleiding Dramaschrijven dat zij uitnodigende stukken probeert te schrijven.
Een nieuwe laag komt naar boven wanneer spelers en een regisseur met de tekst aan de slag gaan. Esther vulde dit aan met: "Als een uiteindelijk voorstelling niet goed is geworden is dat een ramp, maar als hij wel goed is heb ik iets van oja, zo kan het."

Om als schrijver je stuk los te kunnen laten moet er een groot vertrouwen zijn tussen de regisseur en de schrijver.
Esther vertelde in het interview in TM: "De laatste tijd heb ik gewerkt met mensen waar ik een vertrouwensband mee heb. Dat is vooral het geval met Daniëlle Wagenaar en Alexandra Koch. Zij bellen me zodra er iets is, al veranderen ze maar een woord. Voor een schrijver is dat het walhalla van samenwerking. Ik werk de laatste tijd gewoon niet meer met regisseurs die zelf nog van alles met de tekst willen doen, of tijdens repetities nog heel veel veranderen. Zolang zij zich niet te veel bemoeien met het schrijven en ik niet met het regisseren gaat het goed."
Bij het gesprek vulde ze dit aan met: "hoe beter je elkaar kent hoe minder er van tevoren vaststaat, omdat je weet dat je elkaars wereldbeeld en ideeën deelt, vertrouwen in elkaar hebt. Als je met een regisseur gaat werken die je niet kent wil je beter weten wat de regisseur met zijn stuk wil."

Bij Marieke ter Doest ligt dat vertrouwen op een ander niveau. Toen zij haar tekst voor het project 'Scheur' bij Het Syndicaat had geschreven had zij er geen moeite mee dat Daniëlle Wagenaar stukken tekst verving door spel, in overleg ging zij heel vrij om met haar tekst. Dat heeft te maken met haar visie op het schrijven. "Ik vind het frustrerend dat in een tekst altijd alles vast ligt", zei ze. Zij wil onderzoeken hoe je een tekst zo kan maken dat hij heel dicht bij de actualiteit ligt. Dit betekent dat er zoals in de voorstelling 'Klem' gebeurde plaats is om tijdens de voorstelling te improviseren met de tekst al naar gelang het moment erom vraagt.

Het in opdracht schrijven heeft bij de schrijfsters die ik interviewde voor TM in eerste instantie geleid tot het opdoen van veel schrijfervaring: ze konden dingen uitproberen, techniek verfijnen en samenwerkingsverbanden aangaan. In tweede instantie leidde het echter ook tot een drang om de opdrachten meer naar de eigen hand te zetten en uiteindelijk om ook eigen dingen te ontwikkelen.

Opvallend aspect bij de interviews in TM vind ik de grootste drijfveer van de schrijvers voor het schrijven: allen gebruiken hun schrijven min of meer als middel om de wereld te kunnen begrijpen, om uit te vinden of er überhaupt zoiets bestaat als een werkelijkheid. Het schrijven biedt voor hen een houvast.
Elke: "Het is heel bizar om te merken dat je bijna alles wat er gebeurt kan gebruiken voor het schrijven. Dat weet ik niet eens ter plekke, maar dat verzamelt zich allemaal in mijn hoofd. Zoals in een snelkookpan raast dat daar in het rond en het komt er ook weer uit: mooi geordend. Het krijgt vorm en ik krijg meer grip op alles wat er gebeurt."
Lot: "Ik ben bezig met het blootleggen van structuren, om de mens en zijn gedragingen beter te kunnen begrijpen."

Met dit gegeven in mijn achterhoofd vind ik het niet vreemd dat tijdens de regiedagen slechts enkele van de gespeelde teksten hun oorsprong vinden in een bestaande theatertekst. Zeker op een theateropleiding wordt er van een regisseur verlangd dat hij kijkt naar hoe en vooral naar wat hij of zij vertelt, vaak worden dat voorstellingen die zich verhouden tot de wereld om hem heen. Hoe beter kan je dat doen dan door te kijken naar jezelf of je directe omgeving. Gevolg zijn persoonlijke verhalen die gaan over de belevingswereld van de regisseur en daarmee over gevoelens van mensen die nu leven. Die verhalen verhouden zich in een groter verband tot de wereld of de maatschappij, maar om de kloof tussen zichzelf en de wereld te overbruggen houdt hij het dicht bij zichzelf. Door zelf tekst en regie te doen verkleint hij de afstand nogmaals en houdt het verhaal dat hij wil vertellen geheel in eigen hand.

Door een schrijver te vragen kan hij met dit gegeven spelen, kijk naar de voorstelling van Marcus. Hij heeft een schrijver gevraagd een tekst te schrijven voor een acteur die hem speelt èn de schrijver èn de regisseur, hiermee creëert hij juist weer een afstand waardoor hij objectief naar zich zelf kan kijken, een quasi-autobiografie.

Olivier heeft de tekst in eigen handen gehouden, gewerkt vanuit improvisaties, als uitgangspunt heeft hij genomen dat de grote oorlog niet kan bestaan zonder de kleine oorlog. Door te bekijken welke oorlog er in zijn directe omgeving woedt heeft hij zichzelf en het publiek een handreiking gedaan naar een vorm van begrip van wat er gebeurt in de wereld.

Ook de stukken die bij de readings (die overigens zeer nuttig bleken voor de schrijvers om te kunnen horen hoe hun tekst werkte) op de schrijversdag gelezen werden gingen over de directe omgeving en belevingswereld van de schrijvers, daarbij werden bewerkingen van romans naar de eigen hand gezet (Lotte"s 'Alchemist'), of waren zoals de teksten van Kasper Kapteijn fantasievolle gedachtekronkels met een eigen gecreëerde logica.

Loek Zonneveld stelde: Schrijven is jezelf dingen ontfutselen. Esther Gerritsen beaamde dat: "Je moet jezelf gedachten kunnen toestaan die je opschrijft maar waar je niet achterstaat. Je moet verder durven nadenken dan wat je in de kroeg verkondigd, dan gaat je schrijven verder dan het geven van een simpele mening."

Simone Hogendijk