discussies

spelregels

over stuggezaal

nieuwsbrief

bijeenkomsten

archief



gasthuis



Kunst heeft meer denkers nodig

de discussie liep van 1/9/03 tot 2/7/04

De kunst moet zich meer openstellen voor denkers. Op dit moment ontbreekt het aan serieuze reflectie op kunst in Nederland. Daardoor worden ontwikkelingen niet goed beoordeeld en belangrijke vernieuwingen niet gesignaleerd.

Lees de achtergronden >

Printversie >




Laten we de simplicicatie denken-niet denken eens achterwege laten. Iedereen die met een portie werkende hersens is behept denkt. Punt. Het gaat veel meer om het door-denken, het verder denken, het beschouwen en jezelf en de ander eindeloos blijven bevragen.

Ik beschouw mezelf als z.g. 'denker', maar ook als 'doener'. Tijdens 5 jaar studie theaterwetenschappen, met als bijvakken kunstgeschiedenis, filosofie, antropologie, esthetica, retorica en oude talen, hebben mijn hersens bepaald niet stilgezeten. Toen ik daarna de opleiding voor regisseur ging volgen aan de Hogeschool voor de Kunsten, dacht ik in mijn onschuld alleen wat handige regie- en speltrucks te hoeven aanleren. Want nadenken, dat kon ik al. Welk een vergissing! Het heeft me twee jaar van mijn regieopleiding gekost om los te komen van dat diepe gedenk. Tijdens het repetitieproces bleek mijn theoretische achtergrond mij in de weg te staan bij het 'blanco' kijken, de dingen gewoon op je af laten komen, het lef te hebben te vertrouwen op zoiets als intuitie. Ja, zelfs het bestaan van zoiets als intuitie te accepteren. Kortom, het bleken twee verschillende entiteiten. Ik ben daarover nooit helemaal uitgeworsteld geraakt en dat zal ook wel nooit gebeuren.

Ik probeer tegenwoordig een soort midden te vinden. En dat blijkt nu juist in de praktijk erg moeilijk. Waarom? Nou, dat wreekt zich om te beginnen al vaak bij een subsidie-aanvraag. Daarbij wordt gekeken vanuit een nauw kader van criteria, waarbij de zo verfoeide economische belangen toch de meeste ruimte op het papier moeten krijgen. De zestien vragen die het FAPK stelt moeten beantwoord worden op vier A4-tjes. De meerderheid van die vragen betreft praktische zaken als p.r., educatie e.a. organisatorische kwesties. Je hoort dan een inhoudelijke omschrijving van het project te maken, maar door het geprop op die paar A4-tjes, kan dat haast niet goed onderbouwd uit de verf komen. Verder is het natuurlijk van belang of de beoordelaars er voor open staan dat een bepaald project theoretisch onderbouwd is. Je wordt dan al gauw voor 'intellectualistisch' versleten en dat schijnt een doodzonde te zijn. Als je veel leest en onderzoek doet, kan het zijn dat je een aantal maatschappelijke veranderingen aan voelt komen. Zo kon het gebeuren dat in 2001 mijn subsidieaanvraag over een stuk waarin het conflict tussen joden en Palestijnen centraal stond, afgewezen met de opmerking dat dit een gedateerd onderwerp was. Toen ruim een jaar later de nieuwste Intifada uitbrak, bleek ik ineens hyper actueel. Had ik de productie destijds kunnen maken, had ik bovenop die actualiteit gezeten. Wat ik hiermee wil zeggen? Door veel lezen, denken en onderzoek kan je bepaalde dingen beter definieren en soms maatschappelijke tendenzen zien aankomen. Maar juist daar gaat het mis, want vaak (vooral door subsidieverstrekkers) wordt je materiaal dan als 'ongeloofwaardig' gezien. Maar wat is nou het mooie van het verhaal? De werkelijkheid is altijd nog ongeloofwaardiger! Alleen komt die achterop en vervolgens raken we dan snel aan die 'ongeloofwaardigheid' gewend.

Maar nu eens praktisch. Als regisseur studeer ik ernstig op mijn materiaal, ben ongelooflijk kritisch op wat ik wil maken. Ik bewerk vaak klassiekers of schrijf zelf stukken (ook voor andere groepen). Maar eenmaal in het maakproces betrokken, kan ik die kritische denkhouding niet combineren met het de open houding die ik als regisseur nodig heb. Juist dan zou ik dolgraag een goede dramaturg naast me hebben. Iemand die kritisch meekijkkt en denkt, zonder zich te hoeven afvragen hoe de praktische problemen van een productie dienen te worden opgelost. Ik zou tekenen voor zo iemand. Echter, te vaak is het mij overkomen dat (aankomende) dramaturgen heimelijk eigen regie-ambities hadden en zich daarop tijdens repetities meer met de regie en het spel gingen bezighouden, dan met filosofische of theoretische kaders. Bovendien werden sommigen afgeschrokken door het feit dat ik zelf ook veel onderzoek deed en weleens een boek las. Ik verdraag namelijk geen theoretische praatjes-voor-de-vaak. Verder gaat het er niet om wie 'gelijk' heeft, laten we dat maar eens uitbannen. Ik wil dolgraag een goede sperringpartner, die mij uitdaagt en mij op mijn kop geeft en die onophoudelijk met iets aan komt zetten dat bijdraagt tot het productieproces. Dan komen we ergens. Dan hebben we samen het grootste gelijk van de wereld. Voor dat moment.
Elles PLeijter, (elpleij@hotmail.com)
Elles PLeijter is Regisseur/toneelschrijver
14/05/2004 13:48



Hallo Laura,

Waarschijnlijk bracht het me (dan) op het verkeerde been dat je je punt van denkende acteurs (zoals ik het las) illustreerde met de 'jolige zaal' in je posting van 12 december. Als je dat niet bedoelde, dan is mijn opmerking over doorschieten (dat is overigens minder extreem dan doorslaan, in mijn beleving) niet meer zo van toepassing.
Jasper Langedijk, (jasper@stichtinganomie.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Anomie
01/01/2004 23:22



Om kort in te gaan op wat ik bedoel met meer denkers op het toneel; Ik bedoel hier niet de acteurs. Natuurlijk denken acteurs. Het gaat mij om denkende personages. mensen die hardop denken. mensen die harop hun angsten en gedachten uitspreken. De problemen die op toneel naar voren komen lijken maatschappelijke problemen te worden in plaats van menselijke problemen. Ik ben me bewust van een zekere generalisatie in mijn betoog. Thomas Bernhard is een heel goed voorbeeld van een schrijver die juist de filosoferende en denkende mens (ik bedoel dus personage) op het toneel zet.
Maar waarom sla ik door in mijn gedachtengang?
Vriendelijke groet, Laura van Selm
laura van selm, (lauravanselm@hotmail.com)
laura van selm is theaterwetenschapper
16/12/2003 16:29



Allereerst: ik ben het helemaal eens met Jasper. ik geloof a. niet dat acteurs niet denken, b. niet dat bij hun het zwaartepunt van die verantwoordelijkheid ligt en c. dat (juist?) 'niet-denkende' personages de toeschouwer kunnen confronteren met zichzelf.
Maar los daarvan: kunnen we op dit punt in de discussie niet de voorzichtige conclusie trekken dat er niet zozeer te weinig denkers zijn (op de verschillende gebieden) maar dat er te weinig uitwisseling en discussie tussen deze denkers plaatsvindt? Discoursen worden mijns inziens te vaak beperkt door persoonlijke geldingsdrang of onwilligheid om over de grenzen van de eigen gedachten heen te stappen. Zolang dit het geval is zal er van een brede (maatschappelijke?) discussie weinig terechtkomen.
Sara van der Kooi, (Saravdkooi@hotmail.com)
Sara van der Kooi is student theaterwetenschap
15/12/2003 15:50



Besef je, Laura, dat je zou kunnen overkomen als een theaterwetenschapper ná onderstaande discussie de nog veel verkeerdere weg in slaat door het zwaartepunt (wáár er meer gedacht zou moeten worden) niet bij de wetenschappers, niet bij de theatermakers (als in: schrijvers, regisseurs, dramaturgen) en niet bij het publiek te leggen, maar bij de enige overgebleven groep: de acteurs. Nog los van hoe je er bij komt... Eén stap verder zou zijn: ik denk dat de kaartverkoper, het garderobepersoneel en de zaalbeheerder de aangewezen personen zijn om een wat meer denkende rol aan te nemen.

Ik denk dat je doorschiet in je gedachtegang.

(Waarmee ik niet wil zeggen dat acteurs niet mogen denken.)
Jasper Langedijk, (jasper@stichtinganomie.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Anomie
12/12/2003 23:27



Heeft kunst meer denkers nodig?

Over deze vraag denk ik na. Momenteel ben ik bezig met de voorbereidingen van het dramaturgiedebat van de Universiteit Utrecht dat aan het einde van maart zal plaatsvinden. De discussies die ik op deze website heb gelezen, hebben mij zeer geholpen. Ik ben op zoek naar reflecties die gaan over het huidige theater. Ik kan me vinden in de mening van Floortje Bakkeren dat er niet veel reflecterende uitspraken op metaniveau worden gedaan die wat meer ingaan op ontwikkelingen in de theatersector. Wat nemen we nu waar in het huidige nederlandse theater? Zijn er uitspraken te doen over het Nederlandse theater, of is het daar te divers voor? De reactie van Daphne Richter, dat we hand in eigen boezem moeten steken,legt de verantwoordelijkheid terug bij de mensen die zich opstellen als de gebeten hond. Bedankt ook voor de extra leestips ter verdieping, Daphne. Ik zie deze website net als Marc-Jan Trapman als een goede oefening om je mening te uiten en daarmee te vormen. Zelf heb ik nooit eerder gereageerd, omdat ik nog niet heel lang op de hoogte ben van deze website.

De oefening; Wat denk ik dan nu?

Op dit moment zit ik in het TIN en ben de TM normaals aan het doorlezen op uitspraken over het theater (inderdaad zijn dat er niet veel). Ik vond in TM juni 2003, blz. 7 de volgende uitspraak van Luk van Dries (Juryvoorzitter Theaterfestival); \"Meer en meer schuift het aanbod van het Nederlandstalige toneel op naar het midden; goedgemaakte, welwillende maar erg ongevaarlijke producties.\"
Ongevaarlijk....hmm...interessant. Dat ervaar ik namelijk ook. Toen ik naar de voorstelling Inanna keek dacht ik ook; waar gaat dit over? Wat moet ik hier persoonlijk mee? Maar de antwoorden bleven \'ver van mijn bed show\' antwoorden.

Er worden in het hedendaagse theater veel maatschappelijke thema\'s aangesneden (Tim van Athene, ZT Hollandia), klassiekers worden opnieuw actueel gemaakt (Esther Gerritsen scheef in november 2001 in de Volkskrant hierover), theatermakers verzanden in een vormexperiment (navelstaarderij van theatermakers is al in deze discussie genoemd).

Ik, persoonlijk, wordt echt maar heel weinig aangesproken in het theater. De laatste keer was volgens mij bij \'Zomergasten\' van toneelgroep De Tijd. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik niet geraakt ben door de voorstelling Innanna. Wel degelijk. De beelden hebben mij geraakt. Nu ik erover schrijf en er dus aan terug denk zie ik Johan Simons in dat golvende water weer terug. Maar ik loop niet met gedachten rond. De voorstelling heeft me niet een nieuw, misschien een beetje pijnlijk inzicht(Een docent van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten zei in een andere Stuggezaaldiscussie dat theater een haarscherpe sinterklaassurprise is) gegeven.

Die gedachte dat een theatervoorstelling soms een pijnlijk kado zou moeten zijn, vind ik heel interessant. Het is een kado omdat je als toeschouwer zomaar, hup, een nieuw inzicht in de schoot geworpen krijgt, pijnlijk omdat je met jezelf en de gedachtenstromen die zich in je kop voordoen wordt geconfronteerd. En ik denk op dit moment dat ik te vaak veilige kadootjes in de schoot geworpen heb gekregen. En met veilig bedoel ik de inhoud. Veilige kadootjes kunnen ook heel vernieuwend en speciaal zijn ingepakt met lampjes en glitterpapier.

Om terug te komen op de vraag;

Ik denk dat theater meer denkende personages nodig heeft! Theater heeft meer denkers nodig OP het toneel. Personages die een schokeffect teweeg kunnen brengen bij het publiek. Ik zit nu ook te denken aan Cloaca. Ook een voorstelling die een spiegel voorhoudt. De denkende mens aanspreekt. Maar ik zat helaas in een jolige zaal, waardoor de voorstelling in een heel andere richting werd gestuurd (ook een verantwoordelijkheid van de acteurs). Ik geloof wel dat het publiek niet staat te springen om een haarscherpe sinterklaassurprise in ontvangst te nemen. Liever een ongevaarlijk kado. Maar het mooie was wel dat naar gelang de voorstelling \'Cloaca\' vorderde de zaal toch stil werd.

Ik zie het theater als een plek van zelfreflectie; om met jezelf in contact te komen. Theater kan die functie juist in een huidige chaotische maatschappij als de onze uitbuiten. Die confrontatie met onszelf is niet altijd even leuk. Wegrennen is soms makkelijker. En misschien moet ik mijzelf ook verdenken van dit gedrag, aangezien ik betoog dat ik zo weinig persoonlijk wordt aangesproken in het theater.

Maar ja;

Dan had ik mijn gedachten over het hedendaagse theater al voordat ik ze had neergeschreven aan zoveel zelfcensuur onderworpen dat het neerschrijven al geen zin meer lijkt te hebben. En het ging me juist om de oefening van het hardop denken.

Laura van Selm
Laura van Selm, (lauravanselm@hotmail.com)
Laura van Selm is Student Theaterwetenschap
12/12/2003 16:41



Jezus Marc-Jan, houd eens op met dat ge-jullie. Hoe zie jij jezelf in deze discussie eigenlijk, dat je het nodig vindt om ´de kunstenaar´ in bescherming te nemen? Wie is er hier op uit om ´de kunstenaar´ ervan te betichten dattie niet nadenkt? Geloof me, zelfs de allerbelabbertste dramaturg zou dat niet in zijn hoofd halen.

Je moet toch toegeven dat hetgeen (maatschappelijk geengageerde) kunstenaars hun publiek voorschotelen soms bijna ongezien en ongehoord in de vergetelheid raken, en dat terwijl het soms om Ontzettend Belangrijk materiaal gaat. Dat heeft mijns inziens meestal te maken met vormen van ontkenning (of, met de woorden van Van Hove, geciteerd uit een artikel van Cecile Brommer: ´De hedendaagse kunst raakt veel meer het gevoel dan de ratio. Maar de meeste Nederlandse critici willen virtuositeit zien en technische hoogstandjes.´), daar leg je zelf zo vaak de vinger op! Dan kan die kunstenaar zich vanbinnen suf piekeren en alles lezen wat los en vast zit, maar voor het entameren van een breder maatschappelijk debat heeft hij/zij anderen nodig, die het oppakken, benadrukken, bevragen.
En dan hebben we het nog niet over het ´nieuwe´ publiek dat de zalen bestormd, dat hongerig is naar de ervaring, dat wil leren kijken (nog nooit werden voor- en nabesprekingen zo goed bezocht, en cursussen ´kijken naar theater).

Wanneer er wordt geklaagd over een gebrek aan serieuze theatertijdschriften en andere publicatiemogelijkheden, is dat een uiting van frustratie, omdat dramaturgen en wetenschappers het belangrijk vinden dat er meer inhoudelijk debat op gang komt, een debat dat de positie van kunst in de samenleving naar een hoger plan zou moeten brengen. Hierbij past een grote hand in eigen boezem, dat is ook al eerder gezegd. Wanneer kunstenaars binnen dit kader worden aangesproken (en dat is iets anders dan beledigd), zoals Paul Kuypers deed (geciteerd in mijn eerdere bijdrage), dan gaat het over het feit dat kunstenaars zich bewust(er) moeten zijn van hun potentiele slagkracht. Wie marginaliseert wie? Ik vind jouw benadering, dat kunstenaars de enigen zijn die zich niet aan het maatschappelijke debat onttrekken, simplistisch en onwaar. Zonder publiek en ´reflectanten´ geen kunst, en al helemaal geen maatschappelijk debat. Dat je tussen die ´reflectanten´ domme mensen vindt zitten is een andere zaak, een oninteressante. Net zo onineterssant als slechte kunst(-enaars).

Ik maak me er ook weer schuldig aan, deze discussie kent te weinig inhoud en veel gezeur over vorm. Echter, als we op een plaats als deze, Stuggezaal, tot de (vage en ietwat oninteressante) conclusie kunnen komen dat theater meer aandacht verdient in een bredere maatschappelijke context, en dat de verantwoordelijkheid daarvoor zowel bij de kunstenaars zelf, als bij ´reflectanten´ als theaterwetenschappers, cultuurjournalisten en dramaturgen ligt, dan zijn we al een heel eind. En er gebeurt wat dat betreft ook echt wel wat, laten we dat vooral niet vergeten. Zoals de serie Uit het Raam Staren in het Gasthuis, waar ze overigens ook werken aan een nieuw te verschijnen tijdschrift, het samenwerkingsproject van het Holland Festival en het TIN, dat oa geleid heeft tot het cahier ´een nieuwe generatie cultuurjournalisten´. Ook de dramaturgen hebben zich (informeel) verenigd. En vergeet ook niet de bij velen nog onbekende krant die Atelier D. uitgeeft, met in het meest recente nummer twee zeer interessante artikelen van Paul Kuypers en Maaike Bleeker (overigens een goed voorbeeld van een zeer begaafde theaterwetenschapper, die ook in de theaterpraktijk werkzaam is -zie haar dissertatie ´the locus of looking´).
Maar, er is nog veel te doen.

Tot zover, aan het eind van de middag waarop theatermakend Nederland zich naar het nieuwe gebouw in Den Haag heeft gespoed met een kersvers beleidsplan 2005-2008 onder de arm.
Ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat bij inlevering een zakje pepernoten werd overhandigd.

Die SinterMedy.
Daphne Richter, (daphnerichter@hotmail.com)
Daphne Richter is werkzaam bij Atelier D., redactielid Stuggezaal en Uit het Raam Staren
28/11/2003 17:16



Beste Floortje, Lex, Rick en anderen,

Laat ik vooropstellen dat ik niet tegen serieuze en systematische reflectie op kunst ben, en dus ook niet tegen systematische reflectie op theater. Ik zou haast zeggen: in tegendeel.
Waar ik wel grote moeite mee heb is de manier waarop dat momenteel in Nederland gebeurd, en daarin sluit ik me aan bij BHR&V.

Zij stellen:

"Veel te weinig gaat het over het werk zelf of over betekenis van het werk in de maatschappelijke context. Terwijl juist op dat laatste gebied de grote vragen liggen. De vele veranderingen in de kunst komen immers niet uit de lucht vallen. Zij zijn een weerspiegeling van de verwarring die leeft in de samenleving. De erosie van de eigen culturele tradities, de instroom van groepen met een andere culturele achtergrond, de opkomst van de jongerencultuur, de toename van de vergrijzing, de verschuiving van de grenzen tussen hoge en lage cultuur, economisering, globalisering, anti-globalisering, ze zijn allemaal in de kunst aan de orde en vragen om een adequate interpretatie. Een eenzijdige economische benadering schiet voor die duiding ten enenmale tekort.
Wat zich in het tijdperk van der Ploeg wreekte was het ontbreken van enige serieuze reflectie op kunst in de Nederlandse cultuur."

Nogmaals:

Dit gaat dus nìet over de theaterwetenschap of de dramaturgie.
Dit gaat over een veel bredere vorm van reflectie waaraan 'het denkend deel der natie' zou moeten deelnemen.
Op dit moment is het debat eenzijdig: het bestaat uit eindeloze series theses in de vorm van kunstwerken, theses die maatschappelijk hoofdzakelijk worden genegeerd. Het intuitieve, creatieve denken van kunstenaars word niet gecomplementeerd door antitheses uit het publiek, anders dan in de vorm van uitverkochte, dan wel lege zalen, goed dan wel slecht lopende galeries, blije of mokkende uitgevers, etc.

Als ik hier maar blijf herhalen dat het probleem dat BHR&V aan de orde stellen weinig te maken heeft met de positie van de theaterwetenschap ten opzichte van theater, dan betekent dat dus niet dat ik 'tegen' de theaterwetenschap ben. Laten we dus alsjeblieft die beschimmelde strijdbijlen begraven, inderdaad.

==

Wel vind ik dat de manier waarop hier gediscussieerd wordt symptomatisch is voor de reëel bestaande reflectie op theater.
in de eerste plaats:

Theaterwetenschappers lijken het onderscheid niet te kunnen maken tussen de brede maatschappelijke reflectie op de inhoud van kunst en de systematische reflectie op de vorm. Ze claimen beide gebieden als het hunne. (Omdat het brede maatschappelijke veld van intellectuelen zwijgt, komen ze daar mee weg - dat is waar).

in de tweede plaats:
Theaterwetenschappers beschouwen kritiek op deelaspecten van de reëel bestaande theaterwetenschap als totale verwerping. Ze gaan eenvoudig niet op de specifieke argumenten in, maar verdedigen zich alsof ze ongenuanceerd 'als geheel' in de prullebak worden geworpen.

in de derde plaats:
systematische reflectie op theater is nog niet hetzelfde als wetenschap. Er zijn tal van goede argumenten voor systematische reflectie op kunst die zonder 'wetenschappelijk niveau' kunnen.
Als de theaterwetenschap staat op de titel 'wetenschap' dan dient ze aan bepaalde eisen te voldoen. Veel van wat zich momenteel onder de noemer theaterwetenschap afspeelt maakt die eisen niet waar.

==

Johan Simons schept voor elk van zijn voorstellingen een vernieuwde drama-theorie, en hij publiceert die in de vorm van zijn voorstellingen. Die theorieën zijn misschien voorwetenschappelijk, maar dat zijn de meeste theorieën. Die theorieën worden getoetst in de voorstelling en bewijzen daarbij hun onmiddelijke zin. Vervolgens worden ze ten behoeve van de volgende voorstelling herzien.

Het werk van Dick Tanghe is een verzameling theatrale essays. Waarom zouden die minder waarde hebben dan geschreven essays?
Jullie schijnen te denken dat een theatermaker niet aan zelfreflectie doet; dat hij daarvoor een dramaturg naast zich nodig heeft. Het spijt me, maar dat kan ik alleen een zielige opmerking vinden die werkelijk volledig onderschat wat een theatermaker doet.

Dat theatermakers tegenwoordig vaak vindingrijk gebruik weten te maken van een compagnon die zich verdiept heeft in de geschiedenis van het theater betekent in het geheel niet dat het onmogelijk is theater te maken zonder zo'n compagnon. De eerste die dat zou moeten weten is die compagnon, want die heeft generaties theatermakers bestudeerd die nog nooit van dramaturgen hadden gehoord, als het goed is.

Maar wat die compagnons in de realiteit doen is dat ze die oudere theatermakers op de vuilnisbelt werpen als 'achterhaald'. Omdàt ze kunnen aantonen dat iets als eens eerder is gedaan, denken ze dat ze dat 'iets' in waarde te mogen verminderen. Wielen mogen maar één maal worden uitgevonden, is sinds hun verschijnen plotseling wet.

Ik draaf weer eens door; neem het me maar kwalijk, maar schrijf dan ook niet van die beledigende dingen over kunstenaars. Nogmaals: de enigen die zich momenteel nìet aan het maatschappelijk debat onttrekken zijn de kunstenaars. Ze fluisteren, scheeuwen, stellen, ontkennen, vallen aan en verdedigen dat het een lust is. De schouwburgen, concertzalen, bioscopen, musea en boekwinkels staan er vol mee, en dan lopen er nog horden kunstenaars gefrustreerd rond omdat ze niet verder komen dan laboratoria, werkplaatsen en workshops.

Zìj bestuderen de wetenschap en de wetenschappers en verwerken hun bevindingen in hun werk. Kunst is voor-wetenschap. Kunst is, als het dat wil, de wetenschap vooruit.
De wetenschap volgt op de terreinen die door de kunst zijn opengebroken, systematiseert, concretiseert. Dat is belangrijk, en ik wil de laatste zijn die dat ontkent. Maar de wetenschapper bij uitstek moet haar plaats, haar grenzen kennen: dat is namelijk een van de allereerste eisen die we aan de wetenschap mogen stellen: dat ze grenzen maakt, en plaats. De wetenschap heeft grenzen die de kunstenaar niet heeft. Erger nog: de grenzen die de wetenschap denkt te ontwikkelen worden regelmatig door de kunsten onderuitgehaald, waarna de wetenschap weer opnieuw kan beginnen.

Zo volgt de theaterwetenschapper hijgend Johan Simons, en draait Johan Simons kringetjes om de theaterwetenschapper. Zonder Johan geen drama-theorie.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
09/11/2003 23:40



StoelendansI

In plaats van als een reeks van deductieve reacties, ervaar ik de voorgaande meningen in toenemende mate als pogingen een al dan niet denkbeeldig schisma tussen theatermakers en dramaturgen te versterken of juist verzwakken. Terwijl ik mij vooral afvraag, hoe 'het openstellen van kunst voor denkers', interessant kan zijn voor het publiek. Waarbij ik mij dan weer afvraag, hoe 'kunst' zich open kan stellen voor''denkers'...

Afgezien van de denigrerende aanname dat er niet al veel wordt gedacht binnen de praktijk van de kunst (wie zou een schrijver geen denker willen noemen?), insinueert de stelling automatisch een tweedeling tussen makers en denkers, hetgeen een oneigenlijk en gepolariseerde gedachtengang initieert. De scheiding van onderwijs (toneelschool en theaterwetenschap) versterkt dit nog eens, maar anders dan Rick Elenbaas suggereert, is het bijeenbrengen van de HBO- opleiding en de universitaire opleiding onder één kap, niet wenselijk.

Theater is, zoals met name theaterwetenschapdocenten graag beweren, een ontmoeting van mensen. En daarbij ook van situaties, tijd, ruimte en werkelijkheden. De waarde van de dramaturg ligt mijns inziens in de interactie die hij of zij aangaat met het maken van theater, en met name met de regisseur. Vanuit de dialoog die een regisseur aangaat met een dramaturg, weet de regisseur te reflecteren op zijn eigen visie, vanuit een perspectief dat onmogelijk het zijne kan zijn. Niet zozeer omdat hij nooit helemaal buiten zichzelf kan treden en alles kan bezien wat er in zijn hoofd zit (en wat daaraan vast zit op het toneel), maar vooral omdat de dramaturg een heel ander referentiekader en een andere achtergrond heeft dan de regisseur.

Idealiter is die achtergrond een diepgaande theoretische kennis van het betreffende stuk, zoals de speelgeschiedenis ervan en de cultuur- historische context, en is die kennis gekoppeld aan kennis van de praxis van het theater door he hebben ervaren van het productieproces. De dramaturg is bij uitstek de persoon die de kunstzinnige context van een stuk op waarde in kan schatten en de regisseur kan helpen articuleren, wat voor plaats hij daarin ziet. Het is de regisseur die iets wil zeggen, ergens in een eenheid van tijd en ruimte. Het is de dramaturg die in diens dialoog met die regisseur de lantaarn vasthoudt in zijn zoektocht binnen de black box van zijn artistieke gedachtenwereld.

De toeschouwer is daar uiteindelijk het meest mee geholpen, want maar al te vaak uit een sterke visie van een regisseur zich in een een vertroebelende zoektocht naar de uiteindelijke theatrale vorm. Uiteraard leert een regisseur zelf zijn weg in het maken van een goed stuk, maar iemand die de omgeving van een tekst (bijvoorbeeld de speelgeschiedenis) kent, kan de uiteindelijke dialoog met het publiek veelzeggender maken zonder dat deze vager dreigt te worden.

Maar alles begint vanuit de wil van de regisseur een gesprek aan te gaan met een 'denker', een dramaturg, een theaterwetenschapper, of wie dan ook met relevante theoretische en complementaire kennis die deze goed weet te articuleren. De gewillige dramaturg die werk zoekt, mag zich intussen opdoffen om door een regisseur te worden gevraagd voor de dans. Al heb ik de indruk dat veel dramaturgen al wel in een dans betrokken zijn, een stoelendans wel te verstaan.
Lex van der Linden, (devonmiles@ehotelier.com)
Lex van der Linden is freelance journalist
09/11/2003 21:22



Mijns inziens is samenwerking met en stimulering van toneelscholen voor een studie als theaterwetenschap zeer gewenst. Beide opleidingen zijn door de praktijk immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. De toneelopleiding levert hiervoor onder andere acteurs en regisseurs, de theaterwetenschap is oorspronkelijk is bedoeld als opleiding voor dramaturgen.

Dat deze scheiding in de praktijk echter niet zo scherp is als hier gesteld, is naar mijn idee de oorzaak van 'de negatieve houding' tussen praktijk en theorie. Ik zou dan ook willen voorstellen om één nieuwe opleiding te maken, die in harmonie acteurs, regisseurs én dramaturgen opleidt (waarbij niet moet worden vergeten dat de dramaturgen ook historici zijn). Zo leren de denkers en de doeners van begin af aan samen te werken en heeft men oog voor (en op) elkaars werk.
Rick Elenbaas, (theater@tomaatnet.nl)
Rick Elenbaas is is theaterwetenschapper
08/11/2003 15:36



Beste Marc-Jan en anderen,

Dat er theatermakers zijn die nog steeds op een voet van oorlog leven met een studie die nu al meer dan een eeuw bestaat, vind ik ook opvallend en inmiddels een beetje saai. Natuurlijk was begin van deze eeuw een wetenschapper belangrijker dan een theatermaker, maar dat gold ook voor de verhouding tussen toneelschrijvers en regisseurs. Dingen veranderen.

En natuurlijk moet je ook denken als je een voorstelling maakt. Er zijn regisseurs, acteurs, kaartverkopers en foyerbeheerders die hardstikkke nadenken over en voor een voorstelling. Waar de heren aftrappers het over hebben in dat er weinig reflectie is op dat denken.

Johan Simons schrijft geen nieuwe drama-theorie, verzamelde essays van Dirk Tanghe ontbreken. Pepijn Cladder, zelf maker en wetenschapper schrijft het al aan het begin van deze discussie: zodra kunst iets moet is het einde zoek en wordt het navelstaren. Ik vind het navel staren als makers niet de verantwoordlijkheid nemen voor het vak, het debat over dat vak en de confrontatie aangaan met beschouwers.

Als jij theaterwetenschappers verwijt dat ze verdwijnen in de krochten van het onderzoek naar Macedonisch theater, speel ik de bal terug door te zeggen dat makers verdwijnen in de krochten van hun zwarte dozen en repetitielokalen. Makers maken de ene voorstelllig na de andere, we hebben achterlijk veel premieres en één vakblad voor alle podiumkunsten waar overigens geen éen theaterwetenschapper in de redactie zit. Dat schiet te kort en is te weinig. Erg leuk dat Inana zo belangrijk was, maar het is al voorbij en ik heb het niet gezien, gelukkig heb jij er hier iets meer over geschreven.
Voor beschouwen is afstand en tijd nodig, theaterwetenschappers die als dramaturg bij een gezelschap werken zijn wat mij betreft ook doeners. Ik vind het raar dat je zo valt over mijn roep om meer publicatie mogelijkheden en meer financiele middelen daarvoor. Dat schrijvers betaald willen worden voor hun werk is toch niet meer dan normaal? Ik zie Paul Koek ook niet zonder betaling Inana maken. En Stuggezaal is toch niet voldoende? Moet dit het enige reflectie medium van dat prachtige denkende theaterveld moet zijn, een discussie platform gemaakt door vrijwilligers? Ik beschouw Stuggezaal als een discussie forum en niet als een plek waar ik kan wetenschappelijk onderzoek kan "publiceren", helemaal niet over de onderwerpen waar ik wat over wil zeggen en lezen zoals de vorming van theatergezelschappen in de 18e eeuw, de opkomst van de festival cultuur en het inzetten van theaterauteurs bij de vorming van Nationale identiteiten in de 19e eeuw.

En al die theaterwetenschappers in de journalistiek, commisies en jury? Was het maar waar, vaak zitten daar mensen in die noch theaterwetenschapper zijn, noch maker. En daarom is het zo belangrijk dat er genoeg geschreven, gefilmd, geschilderd, gedacht wordt over ons theaterveld door makers, denkers en wetenschappers. Zo dat we aan hun kunnen uitleggen wat er in godsnaam aan de hand is, belangwekkend en van waarde. Anders zit er voor die mensen niets anders op dan te kijken naar de cijfertjes.
Floortje Bakkeren, (floortje@moose..nl)
Floortje Bakkeren is theaterwetenschapper
08/11/2003 11:26



Beste Sandra van der Kooi,

Dit is het probleem: Jij verbaast je over die negatieve houding, (terwijl ik het hier nog wel mee vind vallen, overigens) terwijl het verloop van de discussie hier er al een reden voor zou moeten zijn.

Dit is bij uitstek een plaats waar (theater)theoretici actief zouden kunnen zijn. In plaats daarvan lees je een klacht dat er geen plek is waar ze kunnen publiceren.

In het artikel dat aan de basis ligt van deze discussie wordt in het geheel niet specifiek gerefereerd aan theaterwetenschappers als men het heeft over 'denkers'. Toch schijnen de deelnemende theaterwetenschappers die tekst wel zo te interpreteren.

Keer op keer blijkt dat de theaterwetenschappers de theatermakers blijven omschrijven als 'doeners', terwijl het hoofdzakelijk die 'doeners' zijn die hier inhoudelijk discussieren.

Waarom zijn wij, theatermakers, over het algemeen bang voor theaterwetenschappers? Ik denk dat dat komt omdat theaterwetenschappers zich onmiddelijk, vanaf het begin van hun studie, superieur opstellen t.o.v. theatermakers. De wetenschapper moet nu eenmaal een overzicht over zijn subject vooronderstellen, wil zij haar vak uit kunnen oefenen.

Deze superioriteit vertaalt zich dan naar het innemen van posities in het beleid dat over de kunsten wordt gevoerd. (commissies, juries, journalistiek).

Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Het komt voor dat theaterwetenschappers in in de vorm van dramaturgen binnen gezelschappen waardevol werk doen. Het komt voor dat theaterwetenschappers uiteindelijk makers worden. Het komt voor dat theaterwetenschappers verdwijnen in de krochten van de wetenschap en niets anders meer doen dan publiceren over het gebruik van de ã dan wel de å in het vroeg-macedonisch theater. Maar die uitzonderingen bepalen de waarde van de theaterwetenschap niet - want in de gezelschappen doen velen waardevol werk, theatermakers komen van alle richtingen, en het vroeg-macedonisch theater is al aan de b toe.

De theaterwetenschappers die zich in het beleid begeven echter maken de dienst uit en weigeren zich in discussies met de makers, zoals hier, te verantwoorden. Zij trekken zich terug achter hun diploma, staan op hun macht, en schrijven slechts als ze worden betaald.

Ik heb mijn kritiek op de theaterwetenschap al ruimschoots verwoord, ter ere van een bijeenkomst op de boekmanstichting,
(http://www.xs4all.nl/~mtrapman/Theater/Stellingen.htm)
en nog nooit heeft er een theaterwetenschapper zich verwaardigd er op in te gaan. (Ik beklaag me daar niet over, maar het is toch wel een grappig feit, in dit verband.)

Nee, volgens mij hebben theatermakers alle recht van de wereld om bang te zijn voor de theaterwetenschappers.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
07/11/2003 08:22



Al enige tijd volg ik met interesse deze discussie. Tot nu toe had ik geen behoefte om te reageren maar nu komt het er dan toch van. Ik verbaas me namelijk over de negatieve houding van theatermakers ten opzichte van theatertheoretici, iets wat ik hier in de discussie maar ook in het dagelijks leven opvallend vind.
Ik heb het idee dat theatermakers zich vaak bedreigd voelen door de theoretici, terwijl zij zich toch zouden moeten realiseren dat zonder de 'doeners' de 'denkers' geen bestaansrecht hebben. Waar komt dit gevoel van bedreiging vandaan? Is het de angst dat de creativiteit in de kiem wordt gesmoord? Waarom is het voor theoretici zo moeilijk om aansluiting te vinden met de praktijk, met name met makers die zich meer in de marge begeven? Ik krijg de indruk dat het idee van de maker als autonoon scheppend kunstenaar die van een soort goddelijke inspiratie afhankelijk is een onuitroeibaar gegeven is. Terwijl voor het (voort)bestaan en vernieuwen van theater elementen als samenwerking en discussie (tussen makers, theoretici én publiek) juist noodzakelijk en constitutief zijn.
Sara van der Kooi, (saravdkooi@hotmail.com)
Sara van der Kooi is theaterwetenschapper
06/11/2003 17:22



Kunst heeft meer denkers nodig. Dit betekent niet dat de doeners (de theatermakers dus) meer zouden moeten gaan denken. Integendeel. Dat moeten de denkers doen (de theateronderzoekers). Wat de doeners moeten doen is theater maken dat de denkers stof tot nadenken geeft. Simpel toch?

Dit is echter nauwelijks het geval. Zoals Steven Ceuppens eerder in de discussie terecht opmerkte, is het hedendaags theater namelijk in de greep van het eigen Ik en de vraag naar diens identiteit, waarbij deze identiteitscrisis en passant als normatief gezien wordt voor de hele hedendaagse maatschappij. En als onvermijdelijk antwoord volgt daarop steeds weer het moralistische vingertje dat ons voor de zoveelste maal vertelt wat ons allemaal scheelt.

Helaas geldt deze ‘ongelooflijke navelstaarderij’ ook voor de hedendaags denkers. In tegenstelling tot Floortje Bakkeren verwacht ik dan ook niet veel van de vier denkers die de aanzet tot deze discussie gaven, hoewel ik eigenlijk alleen kan oordelen over Kees Vuyk. Zijn Theater Instituut Nederland heeft bij aanvang van de lopende Kunstenplanpeiode de onderzoek- en debatfunctie vaarwel gezegd en zal het waarschijnlijk onder de huidige staatsecretaris ook wel weer niet gaan oppakken. Sowieso is het Theater Instituut zelf al jaren met zichzelf in debat over haar eigen identiteit en positionering in het theaterveld. Eigen schuld, denk ik dan: natuurlijk verlies je de grip wanneer je elke vier jaar weer opnieuw het wiel uitvindt door de zittende staatssecretaris naar de bek te praten. Vergelijk Vuyks recente boek Het menselijk teveel, hét filosofisch toonbeeld van navelstaarderij: analytisch sterk en stellig in het benadrukken waar het onze identiteit aan schort, maar met volledig gebrek aan visie.

Dit laatste geldt eigenlijk voor de hele theatersector. Zoals Daphne het al zei: ‘Makers stellen zich te afwachtend af, zijn vaak slechts met hun eigen hachje bezig.’ Maak eens een vuist. Zeg waar je zelf voor wilt vechten en ga dan lekker op je bek. Maar dan weet iedereen wel waar je voor staat. Alles is nu zo transparant als de pest. Bah.
C. Berken, (calaisberken@hotmail.com)
C. Berken is ondergedoken
05/11/2003 16:05



Kunst heeft in Nederland veel invloed verloren op de maatschappij.
In de hele geschiedenis heeft kunst (ook religie) een grote rol gespeeld op maatschappijen.
Het beste voorbeeld is de historische architectuur. Aan de hand van het bouwen kon men de welvaart, macht en posities aflezen. In Engeland zijn de Victoriaanse gebouwen nog steeds de bouwwerken met de meeste grandeur. De oude Egyptische, Griekse en Romeinse kunstvoorwerpen zijn nog steeds juwelen om te zien. De klassieke composities van diverse grote componisten worden nog steeds gespeeld.
De functie van kunst is om diverse invalshoeken te laten zien die mensen aan het denken zet.
Kunst zou weer richting moeten geven aan de maatschappij, spirituele voeding geven als tegenwicht voor deze lege materialistische maatschappij.
Wat je ziet is dat kunst (of het nou theater, architectuur of beeldende kunst is) gemarginaliseerd is in de marge. Daar is de kunstwereld zelf ook debet aan.
Te vaak zijn er subsidies verstrekt aan nietszeggende lieden die er zo graag bij willen horen.
De meeste gesubsidieerde theatervoorstellingen is gewoon pulp. Hooguit 5% zijn voorstellingen die er toe doen en waar je op het puntje van je stoel gaat zitten.
We hebben een tijd gehad dat elke huisvrouw die uit klei een potje bakt als groot kunstenares gezien wil worden.
Het is een wereldje geworden waar geld en macht ook de belangrijkste drijfveren zijn.
Er zijn simpelweg te weinig (of geen) grootheden aanwezig.
Dat kan dus nooit goed gaan voor de lange termijn. Echte kwaliteit komt toch wel boven drijven. Dat zie je wel aan een Theo van Gogh met zijn films.
Ik heb eens een film gezien in het kader van het Holland Festival waar terecht de meeste mensen wegliepen.
Mijn advies is dan ook om zelf eens echt kritisch te worden zodat het kaf van het koren gescheiden wordt voordat men met zijn allen gaat roepen dat 1% van de rijksbegroting gerechtvaardigd is.

Chris Davies
Chris Davies, (cdavies@voslogistics.org)
Chris Davies is
28/10/2003 14:32



George,

Wat heeft Inanna jou gedaan, en wat heb jij bij Inanna gedaan? Daar ging het nu om. Ik denk wel dat Paul Koek zich aan de 'kleintjes' ergert. Aan de nieuwkomers. Steeds als de ouderen zich verwonderen dat de nieuwen niets doen, verplaatsen ze zich in de rol van God. De God die zich ergert. Nu mag men zich ook ergeren aan de nieuwen, op het moment, niet? Ook hier klagen ze dat ze geen plek krijgen voor hun gedachten, mais juist hier zouden ze moeten denken.
Marguerite Defresne, (m.tanguy@laposte.net)
Marguerite Defresne is actrice
26/10/2003 11:36



Mijns inziens is de kern van de zaak de verschuiving van de aandacht voor de makers/doeners/denkers naar die voor het publiek. Dit vind ik een doorgeslagen ontwikkeling die de kunst geen goed doet. Was een theaterdirecteur vroeger iemand die zijn publiek dingen voorschotelde die hij interessant vond, tegenwoordig roept de VSCD de theatermakers op toch vooral te maken wat het publiek wil zien en dus het denken en ontwikkelen stop te zetten. De VSCD wil "produkten" en geen "creaties" meer(prachtig onderscheid,verwoordt door Guy Cassiers). Produkten maak je door formats in te vullen en risico's te vermijden en het publiek hoeft niet te denken. Creaties zijn kunstwerken met alle denken en doen van dien door makers EN publiek.
Onlangs Inanna gezien van Paul Koek, een creatie zoals ze in de theaterwereld gekoesterd zouden moeten worden, in het publiek hoorde je de hersenen kraken. Een groot deel van het publiek "leed" onder het geweld van Andriessens muziek en het lastig toegankelijke van de regie. Goed zo. Gesel ze. De massa is door en door ver-Van-den-Ende-t.
Ten strijde.
George van Houts, (georgevanhouts@cs.com)
George van Houts is Theatermaker, cabaretier, komiek, radiomaker, presentator.
25/10/2003 14:27



Er zijn veel vormen van denken. Er is het wetenschappelijke denken dat zich zoveel mogelijk probeert te ontdoen van de emotie, er is het dagelijkse 'na'denken, er is het intuïtieve, associatieve denken, en dan nog allerlei vormen daartussenin en omheen. Ook is er het 'lerende' denken van kinderen,jongeren en filosofen, een proces waarin het denken zèlf zich ontwikkelt.
Al dat denken vormt, wat mij betreft, een eenheid. Je kan niet straffeloos bepaalde lagen van denken uit een samenleving verwijderen. (zie hieronder: 'Ik ben een beetje terneergeslagen' en in de naastgelegen discussie).
Er is wel een rangorde. Je kan niet tot wetenschappelijk denken komen als je niet eerst de andere vormen van denken beheerst, en het wetenschappelijk denken bouwt ook voort op materiaal dat eerst door andere vormen van denken is 'gedacht', hetzij door het te ontkennen, hetzij door het te structureren (=te 'bewijzen').
Ik zie het totaal van het menselijk denken als een soort van wolk aan een blauwe hemel. Die hemel is vol met losse, 'denkbare' maar nog niet gedachte gedachten.
Dan zie je aan de randen van de wolk het denken condenseren. Dat is het gebied van de kunstenaars: daar wordt tastend gedacht zonder duidelijke wetten, of beter met gebruik van alle wetten maar zonder beperkingen, zonder die wetten als grens te gebruiken.
Vlak daarbinnen verdicht de wolk zich. Daar analyseren de filosofen (ook een soort kunstenaars) wat de kunstenaars doen, en zien of er nieuwe wetten of mogelijkheden voor het denken zijn gecreëerd, of moeten worden gecreëerd.
Nog daarbinnen ontstaat het water: het nuttige, praktische, resultaat van het denken, waarmee we de akkers kunnen bevloeien, maar nog steeds vloeibaar, onberekenbaar. En daar weer binnen onstaat het ijs: kristallen die zich wetmatig ontwikkelen, 'hard' en berekenbaar zijn. Het wetenschappelijke denken: je kan er op schaatsen.

Sommige kunstenaars denken dat ze zonder wetenschap kunnen. Dat is misschien niet zo slim, maar niet erg. Sommige wetenschappers denken dat ze zonder kunstenaars kunnen. Dat is erg stom, en wèl erg.

Als je een voorstelling maakt, dan ben je waarschijnlijk bezig in de buitenste laag van de wolk; je presenteert de resultaten van je zoeken als min of meer ijle flarden wolk. Zelf weet je ook niet zeker wat je nu precies hebt gedacht want je bent toch konstant bezig over de grenzen van het 'bewuste' denken.
Als je het publiek daarmee confronteert kan het daardoor meegaann in het denken, en met jou ontdekken wat er te ontdekken valt, maar het kan ook 'verder' zijn dan jij en 'herkennen' wat jij hebt gedacht (en daardoor bijvoorbeeld bevestigd worden in hun eigen denken) of het is mogelijk dat ze je niet (willen) volgen en naar je werk zitten de kijken als een kip naar het onweer. Ik denk dat ze, zo lang ze geboeid zitten te ondergaan wat er gebeurd, op zo'n zelfde niveau, naar de rand van de wolk (hun wolk) worden getild, en dat zij daar op hun eigen verantwoording opereren. Je bent dus maar gedeeltelijk verantwoordelijk voor wat ze doen, ze komen in feite naar je voorstelling om zelf de randen van hun wolk uit te breiden – als het goed is.

Om dan uiteindelijk op je vraag te komen: ja. Ik denk dat dit 'intuïtieve' denken eigenlijk het enige is dat 'maatschappelijk' van invloed is. Wetenschappelijk denken zeeft, ordent, kristalliseert, maar nieuwe richtingen in het denken die ontwikkelen zich in de laboratoria van het denken, en dat is de kunst. Of eigenlijk is het andersom: die gebieden waar het denken zich ontwikkelt, intuïtief nieuwe inhouden of structuren zoekt, die noemen we kunst.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
24/10/2003 11:34



Ik beschouw mijzelf in het dagelijks leven als een 'denker (die ook doet)'. In de context van het artikel zou ik echter een 'doener' zijn.

Eigenlijk zijn we het heel erg eens, overigens. Ik heb alleen het saaie artikel als leidraad voor de discussie gebruikt, maar stem (zeker inmiddels) gretig in met het vergeten van het artikel en het verder gaan met het denken zoals jij (en ik) dat bij theatermakers, lezers en toeschouwers veel belangwekkender vinden.

In mijn eigen teksten is nadenken altijd een randvoorwaarde om de tekst (de voorstelling) de te kunnen lezen. En uiteraard is mijn doelgroep niet de wetenschapper maar de denkende mens. Denk jij dat op alledaags niveau het met een voorstelling (tot) denken (dwingen) van het publiek, maatschappelijk invloedrijker is dan het denken (onderzoeken) van de wetenschap (de 'denkers' uit *we hebben het er niet meer over*)? Of bereiken we dan alleen de reeds denkenden uit het reeds aanwezige publiek en is dat in zekere zin dan niet "mis"?
Jasper Langedijk, (jasper@stichtinganomie.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Stichting Anomie
22/10/2003 23:40



Beste Jasper Langendijk,

het zinnetje is:

"Het is hoog tijd dat er (...)een dialoog op gang komt tussen doeners en denkers"

Ik weet niet of je je in deze beschouwt als een doener of een denker, maar wat mij hoe dan ook nutteloos lijkt is het voeren van een discussie over de vraag of de vraag over de noodzaak van een discussie nu wel of niet aan de orde is gesteld.

Jij leest nu inderdaad expliciet wat ik ook impliciet lees, namelijk:

"M.a.w. tussen theaterwetenschappers en theatermakers."

waarin dus de theaterwetenschappers de denkers zijn en de theatermakers de doeners. Ik word daar inderdaad bloedgiftig van. Mijn stelling is nu juist dat theatermakers vandaag de dag veel dieper nadenken dan de mensen die zich theaterwetenschapper (willen gaan) noemen. Dat is ook in de voorstellingen te lezen, als iemand zich de moeite zou willen getroosten om dat te doen.

Daarbij vind ik ook dat het denken over theater niet voorbehouden is of zou moeten zijn aan theater'wetenschappers', maar gedaan dient te worden door iedereen die zich 'denker' acht in deze maatschappij, dus politici, filosofen, collega-kunstenaars en eventueel zefs theaterwetenschappers.


Ik zou ook, in plaats van het werk van Paul Koek, mijn eigen werk hier willen voorstellen om zulk nadenken eens vorm te geven ware het niet dat ik a) voor een jonger publiek werk dan op deze site te verwachten is, en b) dat er momenteel geen werk van mij te zien is.
Nu is er momenteel wel werk van mijn gezelschap te zien: "Hans en Grietje", aanstaand week-eind nog in de Doelen in Rotterdam (co-productie met het Nieuw Ensemble) - maar dan nog is de thematiek van die voorstelling niet van direct belang voor de mensen hier.
(Voor zover dat nog nodig is en voor de duidelijkheid: natuurlijk ben ik ten alle tijde gretig naar discussie daarover)

Het werk van Paul Koek is mijns inziens wel van direct belang voor het publiek van stuggezaal. Niet omdat het theater is, maar omdat het gaat over de plaats van macht in de relatie tussen generaties. Daarom is het ook urgent dat er (onder andere hier) over wordt gesproken - maar daarvoor moet men het wel eerst gaan zien, en dat kan pas vanaf vandaag of morgen weer.

Als we gaan 'denken' over het werk van Paul Koek zal blijken dat het erg moeilijk is om inhoudelijk te blijven, en niet te vervallen in termen van 'goed' of 'slecht' theater - wat mijns inziens een schadelijke vorm van denken is omdat je je dan per definitie superieur opstelt ten opzichte van de denker Paul Koek.
Dat quasi-superieure denken is nu juist de val die door de theaterwetenschap is ontwikkeld en die uiteindelijk de dood in de pot heeft betekend; het denken over theater is daardoor toegevallen aan omgevallen boekenkasten (met de nadruk op 'omgevallen').

En als we gaan 'denken' over het werk van Paul Koek, en het lukt, dan is mijn stelling dat het resultaat waardevol en belangrijk zal zijn - niet alleen binnen de context van Stuggezaal, maar ook daarbuiten.

Ik moet dan ook zeggen dat ik niet begrijp wat jou beweegt om de discussie daarvandaan te trekken, aangezien je het artikel des aanstoots zelf saai zegt te vinden. Wat mij betreft vergeten we dat artikel dus verder.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@sx4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
22/10/2003 10:42



In het algemeen mbt deze discussie:
Het is niet de beste vergelijking, maar toch:
Stel BHvR&V spraken over onderzoek in de geneeskunde. Dan zouden ze bijvoorbeeld zeggen dat er momenteel te weinig onderzoek naar kanker gedaan wordt. Dat zou dan komen doordat de wetenschap noch vanuit de overheid (die er heb belang van zou moeten/mogen inzien) noch vanuit de patienten (die er niet om vragen...) aangemoedigd wordt dit te doen. Wat in deze discussie lijkt te gebeuren, is dat de ziekte zich aangesproken voelt, en zich begint te verdedigen.

Ik heb het hele artikel meerdere malen herlezen, op zoek naar het addertje onder het gras, op zoek naar het regeltje wat een losbarstende discussie zou eisen; maar het staat er niet in, dat regeltje. Het is een heel saai en zakelijk artikel waarin geen enkele theatermaker ook maar iets slechts in de schoenen geschoven wordt. Er staat dat het beleid van de Raad van Cultuur zich in het verleden meer richtte op een economisch aspect en dat dat terug te vinden is in de wijze waarop kunstenaars bezig zijn (geweest), en dat ze in de komende jaren daar de nadruk weer wat van af willen halen. Om die wat meer te leggen bij het kennelijk aanwezige gaatje Onderzoek (door Opgeleide Onderzoekers).

In reactie op Marc-Jan:
"Zoals je wat verder hieronder misschien gelezen hebt, verzet ik me tegen die gedachte, althans tegen de rolverdeling waarin kunstenaars als 'doeners' worden onderscheiden van 'denkers'."

Je neemt de gekozen termen dan wel heel erg letterlijk. Het artikel beweert nergens dat de theatermakers geen hersens hebben, of dat niemand meer wil of mag nadenken.

Het enige waar ik me op die manier tegen zou kunnen verzetten in het artikel is de gekozen zinsnede "(..dat)er een dialoog op gang komt
tussen doeners en denkers". M.a.w. tussen theaterwetenschappers en theatermakers. We hebben in de medische wetenschap ook niet zo veel noodzaak de ziekte in dialoog op gang te krijgen tussen de ziekte en de medicus. Onderzoek willen we! (En niet _zelf_ wetenschappelijk onderzoek doen. Het "onderzoek" wat een theatermaker kan doen is op een heel andere manier van groot belang dan het onderzoek van een wetenschapper.)

Maar zoals ik al schreef; we hoeven niet zo allergisch te reageren op dit tamme artikel.

Of begrijp ik het artikel nu verkeerd?
Jasper Langedijk, (jasper@stichtinganomie.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Anomie
21/10/2003 21:23



Beste Jasper Langedijk,

BHvR&V introduceren in hun stuk de tegenstelling tussen 'doeners en denkers' :

"In Nederland is kunst altijd een zaak van doeners geweest.
Nu zowel de kunsten zelf als de samenleving waarin ze zich afspelen
sterk aan verandering onderhevig zijn, is het hoog tijd dat er in die
situatie verandering komt en er een dialoog op gang komt
tussen doeners en denkers."

Zoals je wat verder hieronder misschien gelezen hebt, verzet ik me tegen die gedachte, althans tegen de rolverdeling waarin kunstenaars als 'doeners' worden onderscheiden van 'denkers'.
Maar de idee dat zij die zich beschouwen als 'denkers' zich op dit moment te weinig bezig houden met wat er momenteel in de kunst wordt geformuleerd, die onderschreef ik van harte. Daarom stel ik dus in mijn laatste post voor dat we daarmee hier beginnen, of in ieder geval een aanzet toe geven.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
21/10/2003 00:27



Marc-Jan, ik denk dat Borgdorff, Hurkmans, van Rosmalen en Vuyk iets anders bedoelen met 'denken'.

Zij bedoelen niet dat er te weinig wordt nagedacht bij het maken van theater, maar dat er te weinig studenten/wetenschappers onderzoek doen, stellingen/theorieën maken/toetsen, theorie creëren en ga zo maar door.

Dat staat dus los van de scholing die de theatermaker genoten heeft. Ik denk niet dat Borgdorff, Hurkmans, van Rosmalen en Vuyk denken dat de theatermakers niet denken. Ze schrijven dat de wetenschappers zich niet (genoeg) interesseren in het theater van nu.
Jasper Langedijk, (jasper@stichtinganomie.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Stichting Anomie
20/10/2003 21:05



Goed. Laten we het eens proberen.
Laten we ons een concentreren op de 'doener' Paul Koek, die net 'Inanna' heeft geregisseerd in het Transformatorhuis. Hij is daar voorlopig nog te zien.

Nu stellen Borgdorff, Hurkmans, van Rosmalen en Vuyk dus eigenlijk dat Paul Koek niet denkt. Ik heb al in zijn algemeenheid aangegeven wat voor een waanzin dit is, maar Inanna is een goed voorbeeld hiervoor. Koek gebruikt Babylonische mythologie maar plaatst zijn beelden in het heden. Zeker: hij ontwikkelt veel in zijn werk intuïtief, dat geeft hij ook aan in het programmaboek. Muziek, libretto en het uiteindelijke totale werk beuken als het ware op elkaar in, en als wij over het resultaat gaan nadenken, dan doen wij dat op eigen risico. Koek zal ons denken niet voor zijn rekening nemen hij heeft zijn voorstelling gemaakt en daarmee de daad verricht die ons het denken mogelijk moet maken.

Nu stel ik dus voor dat we dat gaan doen.
Het programma is NIET: Paul Koek beoordelen, beweren dat hij wel of niet 'een goede' voorstelling heeft gemaakt.
Het programma is NIET: elanden en tomaten uitreiken en zien of Koek hoger eindigt dan Boermans. Dit alles heeft met denken niets te maken.

Het programma is 'denken', dat wil zeggen, al denkend iets doen met de voorstelling van Koek, dat zinvol voor is voor ons in onze tijd.
Het programma is: de voorstelling 'zien' – en dan denken.

==

Inanna wordt ons touwtje springend voor ogen getoverd. Ze is een kind, een godin, en wat ze zegt is ons onverstaanbaar. Haar vader balt daarover alle frustratie samen in het verlengde van de muziek van Andriessen die pure frustratie *is*. Andriessens frustratie zien we terug in het kolkende water dat machteloos tekeer gaat in glas, het water dat het element is van de God-Vader.
Wat doet het almachtige kind? Het brengt iedereen tot razernij door zich zo stom mogelijk te vervelen, en uit die verveling ook de dood te zoeken. Die dood heerst over de onderwereld en die vergrijpt zich aan het willige, stomme kind. Voorspelbaar, als een pedofiel. Nu moet alles in het werk gesteld worden om het kind te redden – en daarvoor moet het juiste offer worden gevonden: haar man en diens zuster - de mensen in dit spel.

In zijn programmaboekje zadelt Koek ons op met een door antropologen en Sumeries-archeologen goedgekeurde, schadeloos wetenschappelijke uitleg, die er op neerkomt dat de wisseling van de seizoenen getuigt van grote wijsheid.
Maar wat we zien vertelt volgens mij een heel ander verhaal. Misschien wel even tijdloos, maar heel wat minder welkom bij het neuzelend publiek en daarom, denk ik, ondergronds. We zien de permanente razernij van de oudere generatie over de stompzinnigheid van de jeugd, die slechts in toom wordt gehouden door de sexuele terreur die van diezelfde jeugd uitgaat: blind, onbewust, maar onontkoombaar. Hoe hij het heeft geflikt weet ik niet, maar Koek heeft twee puberjongens in de voorstelling die hij door laat gaan voor 'geslacht-loze' onderhandelaars tussen de boven- en de onderwereld maar die hij intussen met al even non-descripte onderwereld-meisjes te neuken legt op de toneelvloer terwijl ze overtuigend het totale onbenul uitstralen. Onbenul over de frustratie van de God van de Onderwereld die hen gadeslaat, maar evenzeer onbenul ten aanzien van de vraag wat ze eigenlijk in die voorstelling lopen te doen. Je kan je bijna de sms'jes voorstellen die die jongens hierover uitwisselen met hun vriendjes die nooit naar toneel gaan, en dan diezelfde frustratie voelen die de hele voorstelling doordesemt.

Hoe komt het toch dat wij niet in staat zijn om te gaan met de komst van de nieuwe generatie? Is die problematiek wel tijdloos? Op welke manier verschilt Inanna van de Marokkaanse jongeren die momenteel als lemmingen rondlopen op zoek naar een klif? En waarom zou dit een gegeven moeten zijn dat tijdloos is?
Koek projecteert op de achtergrond beelden van groeiende organismen, wiskundige reeksen, oorzaak- en gevolgachtige woekeringen. Dat zijn allemaal ontwikkelingen die niet cyclisch zijn, niet regeneratief, maar eindig en catastrofaal: kankers.

Zoals zo vaak kan je je bij de voorstellingen van Koek afvragen of hij ons echt zo zwart ziet, of dat hij ons een zwart beeld laat zien als provocatie, als waarschuwing: "Nee", zegt de spiegel, "niet langer bent u de schoonste in het land. Dat is Sneeuwwitje die bij de zeven dwergen woont."
(Maar de zeven dwergen intussen, tot mijn grote frustratie, gebruiken deze voorstelling ook niet om er iets over op te steken. De zeven dwergen fluiten hun stompzinnige liedje, en klagen hooguit dat niemand dat publiceert.)

Intussen zaten vier Marokkaanse 'deskundigen' vanochtend bij Buitenhof langs elkaar heen te praten. Buitenhof zou die mensen eigenlijk eerst gezamenlijk deze voorstelling moeten laten zien, en dan aan hen vragen wat ze hierover vinden. Wie weet hadden ze dan wel iets verstandigs gezegd. Maar het is juist dit soort mensen die het aan metaforen ontbreekt om na te denken over de realiteit. Het theater biedt ze aan, maar ze worden niet gebruikt, want we hebben afgeleerd om in dit soort termen over theater na te denken.


Kom!
Aan jullie om uit te leggen dat ik het niet goed zie, of minstens, dat je ook iets anders met deze voorstelling kan. Maar minder dan dit is niet mogelijk; dat heb ik hierboven aangetoond. Of bedoelen Borgdorff, Hurkmans, van Rosmalen en Vuyk iets anders met 'denken'?
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
19/10/2003 23:37



Dat er denkers nodig zijn, daar ben ik het zeker mee eens. Zeker als je bedenkt dat er een soort trechter-effect is ontstaan met betrekking tot subsidie voor het theater. Sinds Van der Ploeg heeft er een belangrijke uitbreiding plaatsgevonden, namelijk dat er nu meer theater gericht op meer groepen in de samenleving wordt gemaakt. Dit heeft als uitwerking gehad dat theater een belangrijkere plaats is gaan innemen binnen bijvoorbeeld het onderwijs (nieuwe vakken op de middelbare school), waar ik voor ben.
Dat hierdoor een aantal theatergroepen hun subsidie zijn kwijtgeraakt, omdat hun werk ofwel niet vernieuwend genoeg was ofwel te elitair (niet gericht op de doelgroepen die Van der Ploeg benadrukte) vind ik een zeer kwalijke zaak.
Het mooie van theater is dat je er zoveel kanten mee op kunt, er zowel elitaire als 'populaire' kunst mee kunt maken. Door theater in een keurslijf, een 'recept' te proppen gaan we (in artistiek opzicht) lijken op het communistische Rusland vnaf de jaren '20 van de vorige eeuw, waar de vrijheid van theatermakers steeds meer ingeperkt werd, terwijl het doel was theater 'voor het volk' te maken. Het is niet dat er geen briljant theater kan ontstaan vanuit die inperking maar we leven nu eenmaal in een andere tijd in een kleurrijke maatschappij.
Laat theatermakers theater voor het volk maken, laat ze echter zelf kiezen voor wie.
Meer denkers? Alleen als dat meer diversiteit teweegbrengt.
Madeleine, (mdvanleer@yahoo.com)
Madeleine is student
02/10/2003 12:33



Daphne,
met mijn begrip 'ondergrondse' bedoel ik eigenlijk momenteel de kunst zelf, in het algemeen. Hoewel niet expliciet is er tussen kunstenaars wel degelijk sprake van een discours, waarin zelfs de kwestie van het engagement op allerlei manieren aan de orde wordt gesteld. Er zijn kunstenaars die zich verzetten tegen de gedachte 'ge-engageerd te moeten zijn', en in hun werk proberen ze te zoeken naar een gebied dat buiten het engagement ligt. Ze schilderen dan rozen op behangpapier, bijvoorbeeld, of maken poetisch theater dat huns inziens elke betekenis ontstijgt.

"Waar drijft de dodeloze stroom van patent vooor praters?"
schrijft Okke Dillo hier, en hoopt daarmee een daad te stellen in dit debat waar wij niet onderuit kunnen. Hij verkneukelt zich als hij niet wordt erkend, herkend: 'Zie je wel'! maar intussen staat zijn aggressieve deelname gewoon als een bijdrage hier, en neemt iedereen zich voor om een beetje op te passen.

Op meta-niveau gezien staan deze kunstenaars gewoon midden in het debat en betreken ze stelling tegen kunstenaars die direkt zoeken fortuyn-aanhangers aan het protesteren te krijgen.

Ik herhaal: dit is het niveau van de kunst, dit is het niveau waar in Nederland wel degelijk wordt nagedacht en diep ook.
Het ligt aan hen die de kunst duiden (en dat zijn niet alleen recensenten, maar ook politici, intellectuelen, en ambtenaren die met hun afdeling een avondje Cloaca geen doen), dat dat denken niet wordt opgepakt, dat wat er door kunstenaars dag in dag uit aan voorzetten wordt gegeven niet effectief wordt in het dagelijkse leven.

En alweer voor de zoveelste keer, dat is geen kwestie van domheid bij het brede publiek; dat is een kwestie van lijfsbehoud, van eigenbelang. Want als men een echte discussie zou laten ontbranden, dan liggen de conclusies meteen klaar: we zitten fout. Het spijt me dat ik daar steeds op terug kom, maar dat is nu juist de tragedie van de val waarin we met z'n allen zitten - er zit een klem op ons denken.

Begrijpen jullie dan nog steeds niet dat het ook zo moet zijn geweest in Nazi-Duitsland? "Wir haben es nicht gewusst", zei de generatie die het allemaal gedaan heeft - en iedereen weet dat dat niet waar was.
Nu ook leven we in een maatschappij die uit allemacht probeert 'het' niet te weten, namelijk dat we verworden zijn tot een stel oorlogsmisdadigers om onze rijkdom te verdedigen.
We leven in een foute ideologie, en daarin is iedere kunstenaar die probeert helder denken, ware intuitie, te vangen en vorm te geven per definitie subversief, maar lang niet allemaal links in de klassieke zin van het woord.
Ook een kunstenaar die oprecht rechts is kan wanhopig worden van het gebrek aan reactie, aan 'lezen' van zijn of haar werk.

Ja, Steven, natuurlijk zijn de rechtse en extreem rechtse kunstenaars bezig met hetzelfde, en moeten ze worden geprogrammeerd en bediscussieerd. Hartstochtelijk en diepgaand.
Om te beginnen hier, bijvoorbeeld.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
24/09/2003 22:21



Of ja, er is een ondergrondse, Marc-Jan, maar ze zit niet bij ons, bij links (waar ik jou ook maar even bijreken, toch?). Ze zit bij extreem-rechts en fundamentalisme. Zie het debat in Duitsland over de Braune Armee Fraktion in Hamburg en zie Al Qaida.

En nu ga ik es een uitdagende vraag stellen:

is extreem-rechts theater (zou het al bestaan) politiek theater? En zou je het -als het ernstig en inhoudelijk uitgewerkt is- willen bediscussieren en programmeren?

Wat zijn de grenzen van wat we willen denken?
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is nog steeds luiaard
24/09/2003 19:56



Ha, we komen los!

Ik ben het eens met jullie, Daphne & Marc-Jan. Theatermakers en dramaturgen denken al te veel in termen van macht en posities. Ze zijn zelden nog in inhoudelijk debat om het debat geïnteresseerd, terwijl zo'n debat hoogst verhelderend werkt. Dat Van Kerckhoven zo reageert verbaast me enerzijds niet: ong. in '95 zei ze al iets gelijkaardig. Ze is dan ook een product van de jaren '70 met bijpassend politiek discours. Anderzijds heeft ze gelijk dat het inhoudelijke van de voorstelling aan heel wat belang is gaan inboeten. Theater maakt ook daar deel uit van een paar maatschappelijke tendenzen:

1) de ongelooflijke navelstaarderij ofte de obsessie met het Ik en Identiteit. Zie Meg Stuart als bekend voorbeeld. Sla ook de Focus van vorige zomer es open en kijk naar de afstudeerprojecten van de fotografie-academie: allemaal ik, ik, ik & nog es ik. Mi. een zinloze weg die ook alle kritiek en debat in de weg staat. Zolang het ik niet in een groter geheel gezien wordt (en dan niet geproblematiseerd, want oei, is dat vervelend, veilig en voorspelbaar geworden, zeg), geraken we niet verder.

2) de zapcultuur waarin we alles 'even' doen, tot zolang we het beu zijn. Ook hier weer: zelfontwikkeling. Brrr! Staat elke inhoudelijke groei in de weg.

3) de linkse obsessie met die ondergrondse... koppelt terug naar de hele cult rond de RAF van tegenwoordig, die hele cult rond de DDR en de obsessie met andere guerrilla-groeperingen, met favellas, met randfiguren... ik begrijp het wel, hoor: het is die droom van een andere wereld, een alternatief... maar dat alternatief is in '89 gestorven... elke poging bewegingen in termen van ondergronds te denken, kan alleen maar leiden tot meer navelstaarderij en dromerij... da's leuk voor theekransjes van salonlinksen, maar brengt ons geen stap verder... een andere wereld is niet mogelijk, het is deze waar we het mee moeten doen... Ook grappig: theatermakers die zich na 9/11 op politiek theater hebben gestort... ik vind het zo fake als wat: politiek bezig zijn is een grondhoudig, geen modegril...

dit alles neemt niet weg dat méér samenwerking in termen van debat dringend nodig is... maar elke groepsvorming waar een identiteit wordt geconstrueerd die zich bewust afsluit van het heersende discours moet worden vermeden... omdat het zo veilig en zo saai is... en vooral: vals
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is luiaard
24/09/2003 19:48



Het afschuwelijkst aan het artikel van oa Borgdorff en Hurkmans is toch de stelling dat de kunsten (of, laten we het voor het gemak tot theater beperken), zich sinds vd Ploeg vooral bezighouden met economie. De oorzaak hiervan is, volgens Paul Kuipers (aldus verwoord tijdens een bijeenkomst op het Theaterfestival het kader van ´engagement in hedendaags theater´) het ongelofelijke feit dat de hele theaterwereld een serieus inhoudelijk debat ging zitten voeren met vd Ploegs´ plannen, zonder zich te realiseren dat deze man ´slechts´ politiek/economische belangen had. Waarom, vraagt hij zich terecht af, laat de hele theaterwereld zich overhalen tot discussie met politici, in plaats van zelf het Woord te nemen? Waarom, vraagt hij zich af, verenigen makers zich niet, realiseren zij zich niet dat de marginale maatschappelijke positie die zij hebben een enorme potentiele slagkracht heeft? Deze toch behoorlijk harde aanval richting (jonge) makers van nu, werd nog eens kracht bijgezet door het daarop volgende betoog van Marianne van Kerkhoven, die oa ook wees op het gebrek aan intellectuele bagage. Het probleem ligt zowel bij de makers, als bij de denkers. Makers stellen zich te afwachtend op, zijn vaak slechts met hun eigen hachje bezig, verenigen zich niet, spreken zich niet uit over de maatschappij, hebben hun eigen beperkte publiek en geldproblemen om zich druk over te maken. That´s it. Aldus oa Kuipers en van Kerkhoven. Een tragische schets van het huidige klimaat, die helaas tijdens diezelfde bijeenkomst totaal geen weerstand kreeg van de aanwezige makers, oa Olivier Provily en Alexandra Koch. Waarschijnlijk waren zij slecht voorbereid op de harde aanval, en wisten zich daarom niet te verweren? Provily zei zich niet aangesproken te voelen, wat ik me toch slecht kan voorstellen. Makers dus, en de denkers? Ik ben het volledig met Marc-Jan eens, het is aan onszelf om de wegen te zoeken en te publiceren, maar blijkbaar doen we het niet. Theaterwetenschappers en dramaturgen verenigen zich niet, wisselen nauwelijks van gedachten, klagen slechts af en toe dat het ontbreekt aan serieuze media en podia, dat we geen kans krijgen. De andere kant is dat we hem ook niet maken en niet nemen, en bijv. het schrijven van goede kritieken vaak overlaten aan journalisten die theater ook wel leuk vinden. Hoewel de opleiding theaterwetenschap legio fantastische dramaturgen heeft afgeleverd, verdwijnt het gros van de afgestudeerden in praktijkbanen en laat nooit meer wat van zich horen. Maar we laten het er niet bij zitten. Stuggezaal met de bijbehorende livebijeenkomsten zijn goede pogingen verandering in te brengen. En wat de makers betreft, het Gasthuis en Adhoc organiseren 4x per jaar ´Uit het raam Staren´, ontmoetingen tussen makers en wetenschappers. Er is hoop en we geven het niet op.
p.s. Marc-Jan, vertel me alles over het ondergrondse...
Daphne, (daphnerichter@hotmail.com)
Daphne is Productieleider bij Atelier D, redactielid Uit het raam Staren en Stuggezaal live, theaterwetenschapper
24/09/2003 17:33



Ik ben bang dat ik te veel ben voor deze maatschappij.
Blatend tegen de maffia ,hup,hup ,ecologie, waar drijft de dodeloze
stroom van patent vooor praters? Passie voor samenwerking ?
of blijft de discussie ook theater met een grote hoeveelheid negatief.
Iedereen leeft dus doe je best.
Okke T. Dillo, (ok@mugezond.nl)
Okke T. Dillo is theatertechnikus,onbegrepen talent.
24/09/2003 09:34



Ik ben een beetje terneergeslagen door dit discussie-onderwerp. De idee dat kunstenaars niet denken is alleen mogelijk in een land met een achterlijk cultureel klimaat zoals het onze. Sinds Nauta's vaststelling dat het achter onze dijken slecht gesteld is met de filosofie, is er kennelijk niet veel verbeterd.

Het is aan de 'denkers', of wie zichzelf zo beschouwen, om te interpreteren wat er middels een kunstwerk is gedacht, of wat ermee gedacht kan worden. Het denken dat tot een kunstwerk leidt is van een andere kwaliteit dan het denken van 'analyse', hoewel ze soms best samen kunnen gaan. Maar het kunstzinnig denken is ook een kwestie van intuitie die de ruimte krijgt, van denken dat de eigen kaders slecht, van denken dat de grens tussen denken en emoties onderzoekt.
In Nederland is het gebied van de kunsten, als we de klachten van de universiteiten mogen geloven, nog een van de weinige waar wordt gedacht, waar men nog durft te denken.

Borgdorff, Hurkmans, Rosmalen en Vuyk zijn slachtoffer van het feit dat er buiten de kunsten bijna niet meer wordt gedacht. Waar zij naar snakken is dat ze zelf weer mogen denken, in plaats van formulieren ontwikkelen waar kunstenaars hun gedachten in moeten proppen om geld te kunnen krijgen.

Laten we eens een voorbeeld nemen, Floortje:
Je vraagt je af waarom er niet meer plaatsen zijn waar de dramaturgen kunnen publiceren. Welnu, dat is omdat ze niet publiceren. Jullie hebben daar zelf, tragisch genoeg, het bewijs voor geleverd, want wat is er nu een mooiere plaats dan hier, op stuggezaal, om er mee te beginnen?
Als Dramaturgen en Theaterwetenschappers elkaar hier levendig in de haren vlogen en inhoudelijk discussieerden, dan kwamen er uiteindelijk heus wel kranten en andere media op ze af. Maar het is ook de dramaturgen afgeleerd om te denken. Waar is bijvoorbeeld de discussie over de nieuwe hoogleraar theaterwetenschappen in Utrecht? Meer dan een jaar geleden, bijna twee, stond er een advertentie in de krant, maar of er iets gebeurd is daar, daar is niet of nauwelijks achter te komen (Ik heb daar nog op gesolliciteerd...).
Waarom is daar hier geen discussie over? Omdat de dramaturgen eigenlijk alleen leren turven (wat ze dan statistiek noemen), of als meesters en juffen cijfers leren geven voor voorstellingen in plaats van ze te duiden.
Het spijt me wel, maar dat gedoe met die elandjes en tomaten bij Moose is daar een heel precies voorbeeld van.
Heel Nederland is veranderd in een slangehol van meesters en juffen die er alleen lol in hebben om te roepen 'wort' moet met 'dt!' in plaats van te lezen wat iemand schrijft, wat hij of zij bedoelt.

Ja, het denken is moeilijk in een land dat collaborateur is geworden met de nieuwe heersers in deze wereld. Als je ook maar een beetje denkt, kom je al snel tot onrustbarende gedachten, ik heb dat al eerder geschreven hier. Maar als we dat ervoor over hebben om onze Hoop Secretaris Generaal van de Nato te maken, dan moeten we niet klagen dat er niet meer gedacht wordt.

En wie dan nog wel nadenkt, moet dat ondergronds doen, en genieten van kunst zonder dat al te zeer aan de grote klok te hangen. Er is al lang weer een nieuwe ondergrondse in Nederland, maar de heren BHR&V hebben daar geen weet van.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
23/09/2003 08:06



Vreemd Margreet, je bent er dus tegen dat intellectuelen eigen (al dan niet abstracte) wereldbeelden ontwikkelen, maar de toeschouwer moet wel zo nodig eigen beelden ontwikkelen? Door een emotionele blik dan nogal? En wat als ie die ontwikkeld heeft? Moet ie dan -net als de intellectueel- die blik voor zichzelf houden? Er vooral over zwijgen?

Tenslotte: door eisen te stellen waaraan uitingen van anderen (ic. intellectuelen) moeten voldoen, leg je zelf je wereldbeeld aan anderen op. Beetje curieus, niet?
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is leerkracht Engels
18/09/2003 23:51



En dan lees ik in NRChandelsblad op 10 september dat de VSCD vindt dat "theater- en muziekgroepen een gedetailleerde opdracht [moeten] krijgen over hun 'functie', omdat de keuzen nu teveel afhangen van de wispelturigheid van een artistiek leider". Wispelturigheid is toch hun opdracht? Moet de zalenboer of de politicus bepalen wat de toneelmaker maakt? Het feit dat bij mijn weten niemand in het openbaar heeft gereageerd op deze idiote gedachte, bewijst dat er niet genoeg wordt nagedacht over kunst. Of in elk geval: die gedachte wordt alleen in (te) kleine kring geuit.
H.M. Klein, (hmklein@febo.demon.nl)
H.M. Klein is docent Nederlands
18/09/2003 13:13



NIET als zij (de denkers) hun eigen abstracte wereldidee aan de mensen willen profetiseren en daarvan overtuigen.

WEL als zij erover willen nadenken hoe zij de mens kunnen bereiken, kunnen RAKEN zodat de mens zelf bewust of onbewust gaat denken.
Margreet Luth, (mjluth@hotmail.com)
Margreet Luth is studente theaterweterschap
18/09/2003 13:12



Ik ben er zelf nog even mee bezig, maar voor een hele generatie voor ons (de zestigers) was de relatie tussen praktijk en theorie een groot filosofisch probleem (Foucault, Lyotard en een heleboel al dan niet marxisten). Hoe kunnen we de praktijk in een kader vatten?

Ik denk dat vele groepen dat al doen. Ik dicht veel belang toe aan de wijze waarop collectieven (Dood Paard, Stan, De Roovers) door middel van discussie (al spelend / pratend) tot veronderstellingen over hun spelpraktijk komen. Veronderstellingen die op hun beurt weer inwerken op de praktijk. Ze hebben daar noch dramaturgen noch wetenschappers voor nodig. Ze zijn hun eigen dramaturg / wetenschapper.

Is dat misschien een interessante piste voor de discussie?
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is onafhankelijk waarnemer
15/09/2003 14:59



Kunstenaars hoeven geen wetenschappers te zijn. Het kan wel, maar dat houdt ongeveer hetzelfde verband als wanneer een kunstenaar ook banden heeft met de vakopleiding timmeren, of een parttime carrière in de IT; het kan en zal zijn werk en werkwijze ongetwijfeld beïnvloeden, maar heeft weinig van doen met het in de stelling bedoelde.

Wanneer de stelling "Kunst heeft meer denkers nodig" bedoelt dat kunstenaars (meer) wetenschap(pelijk onderzoek) toe zouden moeten laten (m.a.w. externe personen), dan dan denk ik dat er naast een plank getimmerd wordt. Ik denk dat menig kunstenaar indien gevraagd best zou willen participeren in een wetenschappelijk onderzoek.

Ik vind het niet verkeerd om het uit te leggen als: dat (ook hier) de "doeners" het aanbod hebben, maar dat de "denkers" er simpelweg niet naar vragen (anders gezegd: dat de wetenschappers het een beetje laten liggen).

Het artikel speelt vervolgens de bal inderdaad weer naar de "doeners" (als in kunstenaars), en dat is met de term(en) onlogisch (en onpraktisch) te bestempelen.

Als de Raad voor Cultuur kan bewerkstelligen dat wetenschappers gestimuleerd worden en kans ziet dat er daardoor daadwerkelijk meer onderzoek gedaan wordt, theorieën opgesteld en getoetst worden, publicaties verschijnen en ga zo maar door, dan zal het in het artikel benoemde gat gedicht kunnen worden.

De resultaten van dat gedichte gat zouden volgens mij vanzelf hun weg terug vinden naar de "doeners", die ten dele toch ook opleidingen genieten en misschien zelfs los daarvan zichzelf ook bezig houden met het denkgedeelte van hun gedoe.

Kortom; ik zeg een beetje hetzelfde als de Floortje en Pepijn hieronder.

Wanneer anderzijds in de stelling bedoeld wordt dat de "doeners" zichzelf meer "denkend" in een theoretisch kader moeten plaatsen, door (zelf)reflectie/beschouwing, dan denk ik dat het in de andere variant genoemde gat van de wetenschappers ook hier een duit in het zakje doet. Het is niet aan de kunstenaars om dat theoretisch kader te bedenken of vast te stellen. Dan hadden ze wel een (ander) vak geleerd. Dat stukje wat ze toch daarover "denken" is zuiver voor inwendig gebruik, en niet om de wetenschap te dienen.

Wat me nog wel van het hart moet naar aanleiding van het artikel (niet naar aanleiding van de hier geplaatste stelling):
De afgelopen honderden jaren is de uitspraak dat de kunst en de samenleving sterk aan verandering onderhevig zijn, eenzelfde gemeenplaats geworden (gebleken) als de uitspraak in een willekeurige organisatie dat het allemaal om communicatie draait. (Maar dat is weer een stelling op zich en zó bedoel ik het niet.)
Jasper Langedijk, (jasper@stichtinganomie.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Stichting Anomie
15/09/2003 01:05



Ik zie wat de schrijvers bedoelen, signaleer hetzelfde probleem en als enthousiast denker zou ik het graag zien veranderen. Er zijn inderdaad veel doeners en weinig denkers in theaterland. Nederland heeft überhaupt een behoorlijk belazerd intellectueel klimaat, zelfs de universtiteiten beginnen zich nu te roeren. Het is een groot probleem vooral omdat we in Nederland zo’n geweldig opwindend en pluriform podiumkunstenaanbod hebben. Grappig genoeg wordt in het artikel weer de oplossing gezocht bij die doeners, de kunstenaars, het veld. Die moeten gaan samenwerken met de denkers. Maar de doeners moeten niet nog een opdracht erbij krijgen. De denkers moeten eindelijk eens de gelegenheid krijgen aan het werk te gaan.

Ik ben een theaterwetenschapper, in de eerste plaats opgeleid om te denken, te beschouwen en theorieën te ontwikkelen. Ik hoor bij een groep van tientallen theaterwetenschappers die wil promoveren, publiceren, onderzoek doen, zich wil verdiepen, kortom: die zich verder wil ontwikkelen. De doener die zich verder wil ontwikkelen heeft mogelijkheden te over: voor makers zijn er werkplaatsen, stages, productiehuizen, subsidies en Das Arts. Als denker kom je echter van een koude kermis thuis. Er zijn geen promotieplaatsen. Er is geen tweede fase of postdoctorale studie voor de kunsten. De TM wordt volgeschreven door dagbladjournalisten, want het vakblad moet ook leesbaar blijven voor de leek. Het potje voor publicaties en symposia van het Fonds voor de Podiumkunsten is opgeven. Het TIN richt zich meer en meer op haar kerntaken -verzamelen en ontsluiten- en niet te veel onderzoek meer alstublieft. Het NTV organiseert elk jaar een essayprijs, maar mediapartner De Volkskrant wil het winnende essay niet plaatsen omdat het te moeilijk is (het ligt nu op de plank). En nu heeft Arthur Sonnen de jury van het Theaterfestival ook nog opgeheven, een van de laatste plaatsen voor intellectueel debat over actuele voorstellingen. Er is geen opleiding, coaching, planning, uitdaging of geld. En de denkers gaan dus maar wat anders doen.

Ik ben blij dat deze heren het probleem zo serieus nemen en ik verwacht juist van hún overkoepelde en ondersteunde instellingen de inzet en middelen om als echte doeners aan een oplossing te werken. En dat kan op korte termijn.

Ik stel voor:
Meneer Borgdorff: De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten nodigt jonge denkers uit als gastsprekers en docenten.
Meneer Van Rosmalen: Het Walter Maashuis organiseert een serie discussie over de toestand van de theaterwetenschap.
Meneer Hurkmans: Uw fonds start een ruimhartige subsidieregeling voor publicaties. Daarnaast geeft u geld voor een nieuwe prijs (een rugzakje?) voor de meest veelbelovende afstudeerende wetenschapper om zijn of haar scriptie te kunnen omwerken naar een publicatie.
Meneer Vuyk: Het TIN krijgt weer een paar stageplaatsen voor onderzoek, waar beginnende denkers een halfjaar onderzoek kunnen doen en daarover publiceren. Daarnaast gaat u werken aan een nieuw uit te brengen tijdschrift wetenschappelijke beschouwing van de podiumkunsten

Ik stel graag mijn Rolodex ter beschikking, vol met mensen die graag aan de slag willen. Ik reken op u!
Floortje Bakkeren, (floortje@moose.nl)
Floortje Bakkeren is doctorandus in de Theaterwetenschap
09/09/2003 22:34



Integendeel; zelfgenaamde 'denkers' moeten zich meer bezighouden met kunst en met podiumkunsten in het bijzonder. Zodra kunst 'iets' moet, is het einde zoek, met navelstaarderij (?) en jaren '70-achtige beschouwingen als resultaat. Laat de kunst de kunst en laat de de beschouwing kritisch in haar kielzog volgen.

Anders nog iets? Tasje d'r bij?
Pepijn Cladder, (pepc@xs4all.nl)
Pepijn Cladder is Regisseur / acteur (beide gediplomeerd, voor wat het waard is...)
06/09/2003 02:29