theaterpraat

20. De verschrikkelijke moeder / Bokkenpoten

475_Halina 83 x 100.png

December 2004
Zijn broer zit op een keukenstoel. Dood.
Zijn zus: ‘Wat doe je nou? Hij is dood.’
De slager: ‘Dat verwacht je toch niet? Ik denk: dat kan hij wel hebben.’
Zijn zus: ‘Maar waarom?’
De slager: ‘Hij zat te fokken.’
Zijn zus: ‘En dan sla jij met een teil op zijn kop?’
De slager: ‘Ja, maar niet zomaar. In een opwelling.’

In het eerste deel van De verschrikkelijke moeder, een sprookjesachtig drieluik, is Pierre Bokma slager. Als hij zijn broer en diens vrouw om het leven heeft gebracht, vertrekt hij met zijn zus naar het noorden. Daar verandert hij in de verschrikkelijke moeder. Eerst verstoot hij zijn stiefdochter, later stuurt hij ook zijn eigen dochter weg. In het laatste deel is hij weer een man. Een sympathieke man.

De dochter tegen haar stiefzuster in het tweede deel: ‘Mama huilt. Ze is volledig over haar toeren. Waar ben je mee bezig? Ik moest van mama zeggen dat ze jouw aanblik voorlopig niet kan verdragen.’Wat later. De moeder tegen haar eigen dochter: ‘Er moeten dingen gezegd worden. Dat begrijp je toch wel? Je schenkt me geen enkele vreugde. Een moeder kan blijkbaar bevallen van de verkeerde dochter. Het maakt me verdrietig. Natuurlijk maakt het me verdrietig.’ Nog wat later: ‘Sta op en ga weg. En kijk niet meer om. Weg nu. Ga naar het zuiden. Zoek een bedeesde houthakker met een autootje.’

Hoe absurd kunnen wendingen zijn
Het is niet zo dat het nergens over gaat. Regelmatig bekruipt me zelfs het gevoel dat Van Warmerdam iets wezenlijks wil gaan zeggen. Dat hij daar vervolgens zelf van schrikt en er dan maar een absurde draai aan geeft. Hoewel. In het werkelijke leven vermoorden slagers hun broer niet, zijn stiefmoeders juist heel aardig tegen hun stiefdochters en proberen mannen van middelbare leeftijd slechts in heel uitzonderlijke gevallen het bed te betreden van twee jonge vrouwen die hun dochter zouden kunnen zijn.

De sympathieke man in het derde deel: ‘Ik ben een sympathieke man die onbekommerd door de wereld trekt.’
De onbekommerd rondtrekkende man dringt zich op aan twee zusjes. Hij vertelt ze dat hun ouders hem hebben gevraagd hun te zeggen dat ze weg zijn en nooit meer terugkomen.
Lief klein meisje: ‘Wie zei dat? Mama zeker?’
De sympathieke man: ‘Jullie vader.’
Lief klein meisje: ‘Was hij aangedaan toen hij dat zei?’
De sympathieke man: ‘Totaal niet.’

Hoe onverwacht ongerijmdheden
De bokkenpoten kan ik er zelf wel bij denken, ik begrijp dus wel dat het een sprookje is. Maar toch. Of ik het wil of niet, ik ga meeleven met de twee broers en hun problemen in het eerste deel. Een moeder en haar dochters, in het tweede deel, die vechten om het territorium in huis, waar ze nu eenmaal samen moeten zien te leven. Dat raakt me ook. Zelfs in het derde deel bij de seksuele verlangens van mannen die al een beetje kaal worden, kan ik me iets voor stellen. Al dat inlevingsvermogen van mij straft Van Warmerdam genadeloos af. Want elke keer weer boort hij dat de grond in met een onverwachte ongerijmdheid. Of met een vileine grap.

Vaak moet ik lachen. Maar steeds als ik meteen na dat lachen het wrange van de situatie en het onvermogen tot echt menselijk contact van de personages tot me willen laten doordringen, steekt Van Warmerdam daar een stokje voor. ‘Verwacht je echt dat je mee mag met de ontwikkeling van een personage?’ lijkt hij te zeggen. Daarmee brengt hij me in de problemen. Ik raak in de war. Vind ik het ongepast dat Pierre Bokma zo maar wat in het wilde weg briljant staat te acteren? Moet elke voorstelling een thema behandelen? Of erger nog, een eigentijds thema? Vind ik dat het altijd over echte mensen moet gaan? Of over hoe mensen zouden kunnen zijn? Wat is het toch dat me stoort?

En hoe briljant onzin
‘Je hebt bij Van Warmerdam nou eenmaal geen houvast aan plot of personages’, suggereert Wilfred, ‘dus worden de situaties die je te zien krijgt niet meer dan briljant uitgevoerde stijloefeningen. Want briljant is het wel. Je lacht dus wel, en je bewondert de stijl. Maar verder laat het je onverschillig.’

Net als ik denk dat ik iets van toneel begin te begrijpen, net als ik denk dat een goede voorstelling me moet raken of ontroeren, heb ik een voorstelling gezien waarbij dat niet kan. Ik voel me een beetje verscheurd. Die unieke bitse stijl van de tekst van Van Warmerdam en die absurde wendingen vind ik heel vermakelijk. Het spel van Pierre Bokma is fabuleus. En toch. Ik blijf het gevoel houden dat er iets ontbreekt.

‘Dat komt omdat het onzin is’, zegt Hein, ‘mooi verwoorde onzin, dat wel, maar toch onzin. Ach, een deel van het publiek smult daar nou eenmaal van. Bij elk stuk en bij elke film van Van Warmerdam zie je dat. Altijd weer die mooie zinnetjes. En altijd maar weer dat volledig gebrek aan dramaturgie.’
‘En het andere deel?’, vraag ik.
‘Het andere deel van het publiek kijkt ernaar en haalt na afloop de schouders op.
‘Nu begrijp ik het. Want ik ben nou eenmaal ook gewoon iemand uit het publiek. Dus ook een deel van mij smult ervan en een ander deel van me haalt er zijn schouders over op. Dan is het dus niet zo gek dat ik me een beetje verscheurd voel.

De verschrikkelijke moeder van De Mexicaanse Hond ging in première op 10 december 2004
Tekst, muziek, regie: Alex van Warmerdam
Spel: Pierre Bokma, Annet Malherbe, Kees Hulst, Katje Herbers en Tina de Bruin
Muzikanten: Finn Dubbelboer, Mees van Warmerdam, Kees van der Vooren, Theo Holsheimer en Joost vanDijck>