moosers

Minirecensies van Kabinet

Over de Bergen is de nieuwste uitstap van theatermaker en acteur Josse De Pauw in muziekland. Een opera, zo noemt producent Muziektheater Transparant het zelf. Al is het eerder een muzikale vertelling dan een voldragen muzikaal drama. De drijvende kracht van deze voorstelling? Geen figuur van vlees en bloed, maar een onbestemd verlangen.

Josse De Pauw stapt het podium op als een groteske teddybeer in bergbottines. Een beige pak bedekt hem van kruin tot kruis. Amorf, met alleen uitstulpingen ter hoogte van hoofd en middel: een knuffel met twee paar kloten. Het is een pluchen prothese, die het menselijk lichaam reduceert tot een vaag concept. Ik ben maar het vehikel voor het verhaal, waarschuwt De Pauw ons al snel. Deze vreemde figuur is de verteller; de echte protagonist zit in een plastic zak aan zijn zij. Of toch gedeeltelijk, want in die zak zit enkel het hoofd van een man, gevonden aan de voet van een berg. Zelden werd de term hoofdpersonage zo letterlijk ingevuld. De Pauw verhaalt de levensreis van deze man, met ruggensteun van veertien muzikanten en drie zangeressen. Een bont gezelschap, dat laveert tussen jazz en rock, tussen repetitieve aria’s en ritmische teksten.

Het naamloze hoofdpersonage leidt een onopvallend bestaan. De stroom van zijn leven volgt de klassieke burgerlijke bedding: vrouw, huis, kinderen. Zonder uitschieters, zonder verrassingen. Geen reden tot klagen. En toch. Onder het oppervlak borrelt onvoldaanheid. De dagen kabbelen voorbij als een rustig beekje, maar zachtjes vreet het water aan de veilige oevers. De man heeft alles om gelukkig te zijn. Wat ontbreekt er dan? Wat ontbreekt, is onvervuld verlangen. Hij komt tot het besef dat wat hij mist in het leven, een gemis is. Wat is het leven zonder een niet bereikt doel, zonder een niet vervulde droom? Zonder problemen staat alles stil, zo verwoordt De Pauw het.

Eens dit inzicht verworven, trekt de voorstelling samen met het hoofdpersonage de bergen in. Het decor is een houten staketsel, een bouwvallige Matterhorn. Josse De Pauw beklimt het tergend traag, zowat de enige beweging in deze erg statische enscenering. Hij volgt in de voetsporen van zijn hoofdpersonage: een bergtocht die zich laat leiden door de zangstem van sopraan Claron McFadden. Als een donkere nimf staat zij bovenaan de berg, op haar eigen Lorelei, en lokt ze de man naar zijn lot. Meer nog dan een fysieke persoon, is de motor van deze voorstelling dat onbenoemd verlangen. Dat etherisch begeren, zonder lijf of leden, dat enkel vorm krijgt in het amorfe pak van de verteller. Even wordt het concreet, wanneer Josse De Pauw een lange opsomming van onvervulde verlangens reciteert. Wat wil ik? De kaas uit de bek van de raaf. Een kroon van ochtenddauw. De aandacht van iemand als Claus. Een trap in beuk. De berg in het boek van mijn vader. En meer. Het lijkt een lukrake lijst, maar samen met de lyrische muziek is dit veruit de meest aangrijpende en ontroerende passage van de voorstelling. Vertelling en verklanking vallen perfect samen. Hier vervaagt ook de grens tussen personage en verteller, tussen de acteur De Pauw en de mens Josse. Hier sneuvelt het schot tussen de verlangens die op de scène opgesomd worden, en de verzuchtingen van elke kijker in de zaal.

Wanneer het hoofdpersonage zich overgeeft aan zijn verlangen, verliest hij zijn menselijke vorm. Hij wordt natuur, wordt een stroom, hij wordt water. Ook Over de bergen verandert van aard. De brave, bloedloze vertelling roept hier het vitalisme uit de literatuur van de vorige eeuw weer tot leven, en vaart daar wel bij. Samen met het hoofdpersonage bereiken we de top. Boven op de berg reikt de blik tot de einder. Tot het einde ook. Wat rest de man anders dan zijn tijdloos verlangen in te ruilen voor de eeuwigheid? His love was true. Zo zingt de sopraan een einde aan deze muzikale vertelling, en aan het leven van ons hoofdpersonage. Het waren ook de eerste woorden van deze voorstelling. De cirkel is rond, zonder begin noch eind, zoals ook de hunkering dat is. (Er volgt nog een overbodige coda, waarin tekstflarden van het begin hernomen worden. Josse De Pauw heeft wel vaker moeite om een resoluut einde aan zijn voorstellingen te breien).

Over de bergen stelt zichzelf een erg moeilijke opgave. Een abstract begeren vatten in muziek en tekst, het is geen sinecure. Hoe geef je een verlangen vorm dat per definitie geen lijf heeft? Jammer genoeg heeft ook de voorstelling zelf net iets te weinig om het lijf. Het centrale verlangen is onbenoemd en onbestemd. De Pauws tekst slaagt er maar mondjesmaat in dat buikgevoel treffend te benoemen. De muziek slaagt er maar sporadisch in die emotie stem te geven, te verklanken. De voorstelling kabbelt elegant van het ene muzikaal intermezzo naar het volgende teksteiland. Zonder te vervelen, zonder te verrassen. Geen reden tot klagen. En toch.

Kabinet gezien 09/10/2010

In Kokoschka Live! gaat een tijdelijke vennootschap van Nederlandse theatermakers aan de slag met Oskar Kokoschka. Het is een locatievoorstelling, oorspronkelijk opgevoerd in het Gemeentemuseum Den Haag. Daar was het stuk een theatraal addendum bij een tentoonstelling rond Kandinsky en Der Blaue Reiter. In die expositie hingen dan wel geen werken van Kokoschka, maar er is een duidelijke geestverwantschap tussen de Oostenrijkse expressionist Kokoschka en deze Duitse kunstbeweging.

De voorstelling wordt hernomen in Antwerpen, in het kader van het Theaterfestival. Niet op een klassiek podium maar in het M HKA, in de geest van de eerste opvoering dus. In één van de steriele witte zalen van het museum staat een geïmproviseerd podium. Aan beide zijden daarvan zitten de acteurs bij aanvang van het stuk zichzelf te schminken. Ze gebruiken schilderijen van Kokoschka als leidraad.

Een geheugensteuntje. Oskar Kokoschka was een Oostenrijks kunstenaar. In de jaren net vóór de eerste wereldoorlog en tijdens het interbellum maakte hij naam met expressionistische schilderijen en grafiek. Hij was ook landschapsschilder, maar vooral zijn portretten spreken tot de verbeelding. Verwrongen, getormenteerde koppen en lichamen in felle kleuren. De waanzin van Van Gogh, de kleuren van de fauvisten en de kronkelende lijnvoering van Egon Schiele. Kokoschka overleed in 1980 op hoge leeftijd, maar in Kokoschka Live! wil men hem met theatrale middelen weer tot leven wekken.

Gelukkig zette Kokoschka, naast het penseel, ook vaak de pen op papier. Hij schreef meerdere theaterteksten, en hield er ook een uitgebreide briefwisseling op na. De theatermakers grasduinen gretig in die teksten om de voorstelling te stofferen.

Neem de allereerste scène. Dat is een verbeelding van Die träumenden Knaben, een gedicht van Kokoschka’s hand dat hij ook zelf illustreerde met lithografieën. Dat hoef je niet te weten, want de acteurs vertellen het expliciet. Tot twee maal toe: je krijgt bij de eerste scène de handleiding vooraf binnengelepeld. Wat volgt is een tableau vivant met een vijftal naakte mannen, beschilderd zoals ook Kokoschka zijn modellen op doek zette. Ze brengen het gedicht in een slow motion choreografie, gevangen in het vale licht van een overhead projector. Dit ziekelijk licht, met sterke slagschaduwen, geeft het geheel een doodse aanblik.

Hoe lang duurt een schilderij? Dat vraag je jezelf af na een paar minuten. Want dit is een oppervlakkige vertaaloefening, van één artistieke drager naar een andere. Van het blad (poëzie en litho) naar de planken (het toneel). Het is een charmant en bijwijlen zelfs grappig formeel spelletje. Maar het gedicht en de steendrukken op deze manier nieuw leven inblazen, dat lijkt weinig relevant.

Het duurt dan ook niet lang of de acteurs worden vanuit de zaal op boegeroep onthaald. Niet door het publiek (daar zijn wij theaterkijkers veel te braaf voor) maar door hun eigen collega’s, die dan maar onze rol van kritisch publiek waarnemen. Er wordt heen en weer geschreeuwd. De acteurs slingeren het publiek verwijten toe. Ze eisen ons begrip, onze steun voor de artistieke risico’s die ze nemen. De hele woordenwisseling loopt volledig uit de hand. Het al rommelige theaterbeeld wordt tot een oorlogszone herschapen. Allerlei kleurrijke figuren nemen het podium en de zaal in. De bloedloze openingsbeelden zijn snel vergeten bij de aanblik van dit pandemonium, dit rariteitenkabinet, deze low budget versie van een boze droom van Terry Gilliam. Het is duidelijk: de expressionistische, anarchistische geest van Kokoschka is in de acteurs gevaren. De voorstelling kijkt van dit moment af niet meer achterom en dendert verder. Ook al is er nog af en toe wat expliciete biografische duiding, de nadruk ligt nu veel meer op een vitalistische beleving van het oeuvre van Kokoschka.

De vraagstelling verandert meteen radicaal. Hoe lang duurt een schilder? Dat is het tweede onderzoek dat de voorstelling voert. De theatermakers proberen de opvattingen van de kunstenaar Kokoschka te vertalen naar het hedendaags toneel. Zijn vitalisme, zijn tegendraadsheid, zijn expressiviteit en vernieuwingsdrang. Kunnen theatermakers vandaag nog iets opsteken van Kokoschka?

Oude artistieke opvattingen aan de actualiteit toetsen lijkt meer relevant dan het louter hertalen van oude beelden. Al kan de voorstelling ook met deze denkoefening niet altijd overtuigen.

Misschien zit de vormelijke keuze daar voor iets tussen. Kokoschka Live! hanteert de theatermiddelen van het begin van vorige eeuw. Ouderwetse theaterspots en een klassiek rood gordijn. Bordkartonnen decors en figuren: uitvergrote reproducties van Kokoschka’s tekeningen voor de Wiener Werkstätte. De replieken worden vaak gedeclameerd, niet geacteerd. Deze vormelijke keuzes plaatsen de voorstelling in een welomschreven historisch kader. Dat is een extra horde om de hedendaagse relevantie te ontdekken.

Die relevantie is er, maar we moeten ze op andere plekken in de voorstelling zoeken. In twee erg knappe monologen van acteur Marien Jongewaard: hij stelt met de woorden van Kokoschka onze moderne theaterblik in vraag. Tijdens zijn alleenspraak vallen de ouderwetse toeters en bellen weg. Alleen dan wegen de woorden door.

Maar geen gezeur. Het transponeren van Kokoschka’s expressionistische opvattingen naar het toneel levert een bijzonder onderhoudende en grappige avond op. Een frisse wind die meer dan welkom is in de klinische museale omgeving van het M HKA. Een museum is waar kunst komt om te sterven. Kokoschka Live! brengt op zijn minst terug leven in de tent.

Het leven van Kokoschka, dat sijpelt het best door in zijn brieven. Tot drie keer toe krijgen we uittreksels te horen van zijn briefwisseling met Hermine Moos. Zij was een poppenmaakster: Kokoschka bestelde bij haar een levensgrote vrouwenpop die als schildersmodel moest dienen.

Maar de pop voldoet nooit aan zijn eisen. In pijnlijk lange en gedetailleerde brieven schetst Kokoschka het ideaalbeeld waaraan de pop moet voldoen. Elke huidsplooi, elke zenuw beschrijft hij. Zijn aandringen op anatomische perfectie klinkt erg ironisch als je aan zijn vervormde portretten denkt. Het zijn verstilde momenten in de voorstelling. Momenten die je een blik gunnen op de maniakale zoektocht van Kokoschka naar een ideaal. In deze brieven leren we hem kennen als mens, eerder dan als kunstenaar of kunstdenker.

Is het toevallig dat net deze momenten het meest resoneren? Dat net deze kleine artistieke besognes het meest raken, en niet de grote kunsttheorieën? Nee. Want langer dan een schilderij, langer dan een schilder, duurt een mens.

Kabinet gezien 31/08/2010
Syndicate content