minirecensies

Wittgenstein

Gustav Mahler beschreef ooit een zangwedstrijd tussen de nachtegaal en de koekoek waarbij de ezel scheidsrechter was. Tegen alle verwachtingen in verkoos hij de koekoek boven de nachtegaal. De ezel, die immers enkel zijn eigen iaa gewend was, begreep veel meer van het koekoek van de koekoek dan van de versierde melodieën van de nachtegaal.

Zo begrijpen en delen wij de wereld in aan de hand van de taal die ons ter beschikking staat.

Lucas Vandervorst is de ezel die de koekoek verkiest – hij draagt zijn oren. Zoals koekoekseieren in verschillende nesten worden uitgebroed – broedt hij steeds op een andere plek (broekzak, oksel, jaszak) een koekoeksei uit. Geboren worden teksten van: Virginia Woolf, Kafka (de kever), T.S. Eliot, Marcel Proust (de Madeleine), Paul van Ostaijen en James Joyce. Dit proza en de poëtische taal worden afgewisseld met filosofieën van Wittgenstein die de logica achter die taal probeert te vatten. (“Waarover men niet spreken kan, kan men beter zwijgen.”) Taal komt gelijk aan wereldbeeld te staan.

Lucas staat alleen in een veld van klaprozen voor een rode horizon. Links langs het veldje staan ventilatoren die suggereren dat het straks zal gaan waaien – ze blijven echter stil. Vergeten? Een klein spel der verwachting? Of dat alles wat je in taal probeert te vangen weer weg waait? Net als wat Wittgenstein zegt, dat je zijn traktaat kunt gebruiken om tot boven de taal te klimmen, maar het dan als een ladder moet wegschoppen?

Het rood komt terug in de vraag naar het woord voor rood. Rood? En hoe ze natuurlijk enkel rood kan zijn naast, geel en blauw enz. “De stilzwijgende afspraken die we hebben om te kunnen communiceren zijn zeer complex… Waarom bestaan er uitdrukkingen als ´als het ware´ ?”

De acteur komt weinig van zijn plaats, brengt zijn tekst met een tikkeltje melancholie en humor (emoties die we zoals hij later, naar Wittgenstein, zegt pas als we ons aan de randen van onze (persoonlijke) ruimte bevinden, zullen tegenkomen..)

De ironie past bij de manier waarop het proberen de logica van taal in taal uit te drukken je erin doet verstrikken – omdat het eigenlijk om een andere taal vraagt. (Het zwijgen wellicht). Zijn sporadische ´gekheid´ past de ezel dus wel als hij in het begin rare sprongen – een dansje – maakt. Verder staat hij stil in zijn veld en broedt op andermans eitjes – en de filosofie van Wittgenstein.

De vorm is simpel en blijft in de loop van de voorstelling gelijk. Hoewel de theatrale code eenvoudig is, is ze effectief. Het onderscheid tussen de verschillende citaten wordt in -of uit geleidt door de roep van een koekoek, Vandervorst die het eitje schud en de auteur noemt van wie hij net iets heeft geciteerd. Eenvoudig te ´lezen´ dus – een voorstelling die Wittgenstein, zij het in de basis (!), begrijpelijk maakt.

(Er waren tamelijk veel filosofen onder het publiek, die het natuurlijk maar een beginners les in de filosofie vonden – en iemand was ook van mening dat de citaten te weinig diepgang boden. Hij had waarschijnlijk de nachtegaal verkozen..)

Bovendien laat de vorm van de voorstelling veel ruimte voor eigen associaties – ik moest veel aan Beckett denken die taal van zijn betekenis probeert te ontdoen, aan JeanPaul Van Bendigem die tijdens een lezing zei: “Probeer maar een halve dag alles letterlijk te nemen en spreek enkel in letterlijke bewoordingen. Je zult zien dat het onmogelijk is en je erg eenzaam achterblijft..” De kever van Kafka blijft me ook sterk bij.

Zo kan iedereen ezel zijn en op basis van het iaa dat hij het beste kent, zijn eigen scheidsrechter spelen.

Nienke Scholts. Gezien 17 febr 2009, Bourla Antwerpen. Grote Zaal. Première – en voorlopig enige uitvoering.

nienkescholts gezien 17/02/2009