moosers

Minirecensies van RiRo

De Koe bestaat sinds vorig seizoen uit Peter Van den Ede, Natali Broods en Willem de Wolf. In de eerste voorstelling van dat nieuwe De Koe was het nog even zoeken. Deel 1 Wit vond ik nog wat teveel los zand. Maar dat is nu anders. De drie zijn inmiddels op elkaar ingespeeld, en de typische stijl van oprichter Van den Ede (direct oogcontact met het publiek, detaildiscussies) vormt in deze tweede voorstelling een fraai organisch geheel met de artistieke inbreng van Broods en De Wolf. Ja, er is een nieuwe De Koe! Een goede nieuwe De Koe!

In Rood is Elizabeth Taylor het vertrekpunt. Eerst is Broods de jonge Taylor en spelen Van den Ede en De Wolf samen Burton. Al gauw zitten ze in eindeloos lijkende discussies, bijvoorbeeld over de kat als exoot die vogeltjes opeet. Na onder meer een exposé over truffels, en over omgekeerde method acting, krijgen we aan het eind van de voorstelling de volledige Antony and Cleopatra voorgeschoteld. In versnelde vorm, dat natuurlijk wel. Na de slotzin van Cleopatra of van Taylor (‘Niemand heeft mij ooit al in het echt gezien’) wordt er nog even stevig met vormen gespeeld. Gezwaai met rode vlaggen, klassieke sterfscènes. Dat soort dingen.

Ik vind Rood, dat over passie en over spelen en blijven spelen gaat, een coherente en heel intelligente voorstelling. Zonder dat dat laatste er overigens dik bovenop ligt. En het is ook nog eens een voorstelling waarbij ik ontzettend heb moeten lachen.

RiRo gezien 10/04/2012

Drie keer eerder zag ik een voorstelling van Ontroerend Goed. En die bevielen me alle drie. Heel goed zelfs. Heftige voorstellingen waren dat. Indringende ook. Vooral door de interacties met het publiek. Maar dit? Een voorstelling over de evolutie, van het zwarte gat tot nu, zo’n veertien miljard jaar in ruim anderhalf uur. In omgekeerde volgorde. Nee, dat valt me behoorlijk tegen.

De beginmonoloog van Charlotte De Bruyne is nog wel sterk, en het slot, het kosmologische deel, is wel aardig om te zien. Maar het grootste deel van wat de zeven acteurs (vier uit Gent en drie uit Australië) laten zien en horen, heeft weinig diepgang en is erg voorspelbaar. En is nogal kitscherig.

De muziekkeuze is daar een goed voorbeeld van. De recensent van het Vlaamse Veto zegt het zo: ‘Meteen daarna (na een track van Fuck Buttons) wordt het contemplatieve sfeertje verder ontwikkeld met Spiegel im Spiegel van Arvo Pärt. Steeds mooi wanneer we die poignante compositie te horen krijgen, maar we moeten er wel bij vermelden dat we waarschijnlijk ook tranen van ontroering in de ogen zouden krijgen als iemand het nummer onder een aflevering van Kiekens zou monteren.’

Je kunt af en toe lachen (in het begin), en je kunt er wat van opsteken. Voor scholieren mogelijk toch een redelijk geslaagde voorstelling dus. Hoewel. Misschien zouden die het ook wel saai vinden, net als ik. Maar goed, er zijn geen scholieren. En zo gek is dat niet, want nergens in de informatie van de Stadsschouwburg Amsterdam staat dat het om een voorstelling voor jongeren gaat. Ook niet op de website. Pas als je je kaartje hebt gekocht, kun je het zien. Pas daar staat, achter de voorstellingstitel, (14+).

RiRo gezien 31/03/2012

Ze zien er slecht uit Mara van Vlijmen en Vincent Rietveld. Witte gezichten. Vochtige ogen. Crisis zo te zien. Het huilen staat ze nader het lachen. Ze vertellen dat het niet is gelukt. Dat ze geen voorstelling hebben. Geen geld vooral. En geen tijd. Ook door problemen op het persoonlijk vlak. Dat Mara twintig keer per nacht wakker werd omdat haar baby huilde. Het zou me niet verbazen hij haar echt twintig keer per nacht van haar slaap beroofde. Maar we lachen. We denken dat ze straks toch nog gaan beginnen. Dat het niet echt is. Want het is theater.

Wat ze zouden doen als het wel gelukt was om een voorstelling te maken? Ons de schoonheid van ellende laten zien. De relatie crisis-schuld-schuldig uitleggen. Ons de sensatie van de smaak van tulpenbollen laten voelen. Astrid Joosten bellen. Grappen maken over Rijkman Groenink. Vijfentwintig zzp’ers op laten draven, want de crisis is een kans voor zzp’ers. In geuren en kleuren de jaarlijkse schuldvereffening in een middeleeuws dorp uit de doeken doen, grappen maken over Stefan de Walle, de vraag stellen of er minder hebzucht was in 1430, het geluk laten zien van een man die wel zijn schuld heeft afbetaald, in een maillot rondlopen.

Zo’n twee uur zou de voorstelling duren. Er zou heel vaak gelachen worden in de zaal. Want de ene scène zou nog hilarischer zijn de andere. Ondanks dat het steeds over de crisis gaat. En over schuld. Tegen het eind als Rietveld in een maillot, of in een negligé, een dansje maakt, want dat doet hij nou eenmaal graag, zou een deel van het publiek vinden dat die scène een beetje te lang duurt. Toch zou iedereen tevreden naar huis gaan. En iedereen zou vrienden aanraden om er ook naar toe te gaan.

RiRo gezien 30/03/2012

Met het verhaal van Aischylos over de pijnlijke nederlaag van een supermacht die een stelletje ongeregelde terroristenstaten wel even onder de voet zou lopen, laten Manja Topper, Gillis Biesheuvel en Kuno Bakker met De Perzen uiterst actueel theater zien. In een voorstelling waarin de kenmerkende kwaliteiten van de leden van Dood Paard uitstekend tot hun recht komen.

De nogal eigenzinnige manier bijvoorbeeld waarop Gilles Biesheuvel met zijn zinsmelodie omgaat, zorgt er in deze voorstelling voor dat de woorden van de boodschapper die verslag doet van de nederlaag bij Salamis extra betekenissen krijgen. Ze krijgen betekenissen die als je de tekst alleen letterlijk zou nemen niet zo voor de hand zouden liggen. En ze roepen (in ieder geval bij mij), naast de bij het drama van zo’n slachtpartij passende gevoelens, ook andere (vrolijkere) emoties op. Iets dergelijks geldt voor die typische krijsende uithalen en draaiende ogen van Manja Topper. Mede door die uitvergroting krijgt de koningin die al die rampspoed moet aanhoren er een paar heel invoelbare menselijke trekjes bij.

Tel daar nog eens de goede tekstbewerking van Rob de Graaf bij op. En de heldere enscenering, met als sterke troef de rustpunten door het verplaatsen van krukken en krukjes. Ik heb kortom naar een relevante, boeiende en toegankelijke interpretatie van Aischylos’ klassieker over de moeder van alle nederlagen en over de hoogmoed van Xerxes gekeken. Een aanrader dus.

RiRo gezien 29/03/2012

Elke keer dat ik naar een voorstelling ga, hoop ik op zo’n moment dat ik denk ‘wauw, wat is dít goed!’. Vanavond gebeurt dat na ruim een uur, en het duurt ongeveer tien minuten. Hamlet is verbannen. Niet naar Engeland, maar naar een psychiatrische inrichting. Daar, in de isoleercel, gaat alles wat hij heeft meegemaakt tegelijkertijd door zijn hoofd. We zien zijn wanhoop in zijn bewegingen, en we horen wat er in zijn hoofd omgaat in de vorm van flarden muziek, losse zinnen (zachtjes uitgesproken door de acteurs op het podium) en losse klanken geproduceerd door koorzangers in de zaal. In die tien minuten dat alles klopt, vallen compositie (Merlijn van Twaalfhoven), toneelbeeld (Ko van den Bosch) en verhaal (Ola Mafaalani) volledig samen. Ontroerend mooi is dat.

In het ruime uur daarvoor heeft Mafaalani het verhaal op een heldere manier verteld, in een tekstbewerking die dicht bij het origineel blijft. Er wordt goed gespeeld, vooral door Wil van der Meer en Malou Gorter als koning en koningin. In de beeldtaal is dan al af en toe te zien welke keus Mafaalani maakt. De koningin (Malou Gorter) heeft bijvoorbeeld een moment van gekte als ze is afgewezen door haar zoon, ze gaat dan haar meterslange lichtblauwe sluier te lijf. Langzamerhand komen er steeds van die beelden uit de psychiatrie in de voorstelling. Rozenkranz & Guldenstern tikken tegen het einde monotoon roerend met een roerstaafje in een plastic bekertje, en Horatio schrijft zijn waanbeelden met krijt op de vloer.

Mafaalani kiest ervoor om de waanzin van Hamlet te benadrukken. Niet zozeer om haar steentje bij te dragen aan de interpretatiegeschiedenis van dit stuk denk ik, maar omdat het haar de kans geeft om én op haar manier een klassiek stuk op te voeren én om wat te vertellen over wat haar op dit moment bezighoudt. Die combinatie is deze keer redelijk geslaagd.

RiRo gezien 08/03/2012

Fedja van Huêt als Quentin (alter ego van Athur Miller) gaat zitten, en wacht af wat er gaat gebeuren. De stoelen staan in een kring. Een voor een gaan de anderen ook zitten. Zwijgend. Als dat tableau in beweging komt, blijkt dat het de opmaat was voor een psychotherapeutische sessie waarin Quentin zijn huwelijken en zijn leven evalueert.

De dialogen tussen Van Huêt en Marieke Heebink (als Louise, z’n eerste ex), Karina Smulders (als Maggie, z’n tweede ex), en Tamar van den Dop (als zijn huidige vriendin), vind ik sterker dan de dialogen tussen de mannelijke personages. Dat ligt voor een deel aan de (grotendeels autobiografische) toneeltekst van Miller. Want de personages van de vrouwen in zijn leven zijn interessanter uitgewerkt dan die van de mannen. En Miller’s liefdesperikelen blijken tijdlozer en universeler dan de toch wel tijdgebonden manier waarop in de veertiger en vijftiger jaren van de vorige eeuw linkse kunstenaars onder het rechtse Mccarthyisme leden.

Maar het ligt natuurlijk ook aan Heebink, Van den Dop, en Smulders. Want die laten, alle drie op hun eigen manier, zien dat ze topactrices zijn

De Vroedt lijkt voor zijn debuut in de grote zaal te hebben gekozen voor een regie zonder al te veel poespas. Aan de andere kant, hij durft wel een niet echt makkelijk stuk te nemen. Hoe dan ook, in het begin moet ik als toeschouwer flink wat tekst verstouwen zonder dat ik met theatrale middelen bij de hand wordt genomen. Na de pauze is dat anders. Dan is het veel minder cerebraal, spelen Van Huêt (als Quentin/Arthur Miller) en vooral Smulders als (Maggie/Marilyn Monroe) de sterren van de hemel, en ziet het er schitterend uit. Ja, dat uur na de pauze is toneel van de bovenste plank.

RiRo gezien 04/03/2012

Heel mooie muziek, vind ik. Goed uitgevoerd ook, denk ik (want dat is mijn afdeling niet). Met zang van Jeroen Willems en Marleen Scholten, begeleid door vier leden van Asko|Schönberg. Van de muziek heb ik dus wel genoten. Maar het is muziektheater, geen concert. En als voorstelling vind ik het niet zo geslaagd.

Misschien dat het idee ‘de indiaan in John Dowland bevrijden’ tijdens het maakproces handig is om de creativiteit op gang te brengen. Als er tenminste iemand is die er voor waakt dat het niet te melig wordt. Blijkbaar is dat onvoldoende gebeurd. Want dat indianengedoe (de musici hebben bijvoorbeeld zwarte pruiken op waarmee ze op indianen moeten lijken) is heel even leuk. Maar op den duur wordt het een beetje kinderachtig en gaat het me steeds meer storen. Ook al die veren op het hoofd van Jeroen Willems zitten hem bij het zingen meer in de weg dan dat het theatraal iets toevoegt.

Annelies Verbeke lijkt ook niet echt raad te hebben geweten met dat thema. Het lijkt wel of die indianen voor haar meer als beperking dan als ‘bevrijding’ hebben gewerkt bij het schrijven. Er zijn mooie zinnetjes, dat wel, zoals deze: ‘Hij houdt wel erg van tranen Dowland, niet? Hij stuurt ze voort, hij laat ze los en uit. Het lijken wel honden, zijn verdriet.’ Maar de tekstbijdragen van Verbeke brengen niet echt lijn in de voorstelling. En de opmerkingen over de cultuur van de indianen waar ze mee strooit, zijn soms wel erg van dik hout.

RiRo gezien 08/02/2012

Ja, heerlijk is dit! Het intro door de sopraan brengt je meteen al in de juiste stemming voor een blijspel vol liefdesperikelen, gebaseerd op de eerste toneeltekst van Marivaux (1688-1763), Arlequin poli par l’Amour. Heel goed gemaakt muziektheater vind ik het. Hilarisch maar toch subtiel. Met een prachtige, geestige, maar toch ook heel sensuele vrijscène. Misschien wel de mooiste en zuiverste die ik ooit op een toneelpodium zag.

Vier acteurs voor de vier archetypisch personages, twee zangers (een sopraan en een bariton) en vier musici (met muziek van onder meer Marivaux’s tijdgenoten Pergolesi en Rameau). Het ritme is perfect, het spel in de stijl van de commedia dell’arte (waarin de twee zangers gewoon worden geïntegreerd) is weldadig. En de tekst van Marivaux, bewerkt door regisseur Dirk Opstaele, is nog heel leerzaam ook. Want over de liefde raak je nooit uitgeleerd. Toch?

Een blijspelproductie met de kwaliteiten van Minnevozen in zo’n professionele regie, en met zo’n hoog niveau van acteren, is in Nederland bijna nooit te zien. Waarom wordt deze voorstelling van dit (vanuit Brussel opererende) reizende repertoiregezelschap hier niet wat vaker geprogrammeerd?

RiRo gezien 01/02/2012

Zo’n beetje alle levensproblemen die je zo rond je veertigste kunt tegenkomen, passeren de revue. In herkenbare situaties. Met realistische dialogen. In die typische toneelsetting van een avond met veel drank en (ongewenste) bezoekers waardoor persoonlijke problemen op scherp worden gezet.

Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat het allemaal heel goed is getroffen: geforceerd positieve vrouw tegenover haar cynische man, de wens om in de stad te wonen versus de behoefte aan rust op platteland, de latente angst voor het andere (de kampers die wat verderop wonen), romantisering van een vroegere vriendschap (van de vrouw met een bezoekster) en van een vroegere liefde (van de man met dezelfde bezoekster), enzovoorts, enzovoorts. Twee uur lang.

Maar met evenveel recht kun je zeggen dat dit stuk (tekst en regie Kees Roorda) van cliché naar cliché hobbelt en dat het allemaal heel voorspelbaar is. En dan is twee uur erg lang.

Wat ik mis is een of andere vorm van commentaar, van iets wat al die herkenbare situaties en zinnetjes naar een ander niveau tilt. Voor mijn part ironie. Als het maar iets is. In de dialogen zit nauwelijks metacommunicatie. Maar ook in de enscenering en in het spel wordt het directe niveau van het vertellen niet overstegen. Inhoudelijk is de tekst af en wel boeiend, maar nou niet echt van een heel hoog literair gehalte. Zou dat wel het geval zijn, dan zou het ontbreken van een of andere vorm van commentaar mogelijk wat minder zwaar wegen.

Of ligt het aan mij? Want bijna iedereen in het uitverkochte Kruithuis heeft er een staande ovatie voor over.

RiRo gezien 31/01/2012

In de voorstelling zijn Marjolijn van Heemstra en Satchit Puranik om beurten aan het woord. Voornamelijk in het Engels. De Indiase Puranik is de betere acteur van de twee, de Nederlandse Van Heemstra de meest gedrevene. Het is dan ook haar project, haar zoektocht. Naar zingeving? Ik geef toe, af en toe betrap ik me op de gedachte ‘De vrouw en de drang om te zoeken, wat is dat toch?’ Maar als ik dan zie hoe ze dat vorm heeft gegeven, hoe ze een publiek boeit, dan ben ik om.

Meteen aan het begin vertelt ze dat ze, net als Puranik, de film The Mahabharata zag toen ze negen was. Die film, waarin de Britse regisseur Peter Brook het thema van het Indiase epos tot een universeel ideaal van verbondenheid oprekt, begint met een jongen van negen die een oude man ontmoet. De twee ontmoeten in de voorstelling natuurlijk ook een oude man, en onderzoeken vervolgens wat er gebeurt als ze nu, na twintig jaar, weer naar de film kijken. Die blijkt veranderd, is trager dan toen. Maar het ideaal, de verbondenheid met alle mensen, is er ook nu nog.

Er zijn mooie zinnetjes waarmee dat ideaal van verbondenheid concreet wordt gemaakt. Die van Puranik over zijn baard bijvoorbeeld, waarover mensen in India zeggen dat hij daardoor op een moslim lijkt: ‘A Hindu looking like a Muslim is the beginning of something. Or the end of something.’

Uiteindelijk gaan we naar een seminar in Poona, waar Van Heemstra onderzoekt van wie de Mahabharata is. Van India of van de hele wereld. En of ze in India wel zo blij zijn met die westerse film over een oosters verhaal. Dat verbeeldt ze door in haar eentje een heftig debat tussen een felle Indiase nationaliste en zichzelf (na) te spelen.

Inhoudelijk een boeiende voorstelling vind ik. En omdat ik weinig van de Mahabharata wist, voor mij ook een leerzame voorstelling.

RiRo gezien 12/01/2012
<< < 456 > >>
Syndicate content