minirecensies

geweitomaattomaattomaat

Toon, De Musical
V&V Entertainment

Hoe zei Tony Onderwater het ook al weer? ‘Een musical betekent dat er iets uit de lucht komt, iets groots, voor mijn part een paard. En dat er iets uit de grond komt, iets geinigs, iets wat men niet verwacht. En dat alles verpakt in een flinterdun flut verhaaltje.’

Kennelijk heeft Alex Klaasen goed opgelet (of juist niet?) toen hij destijds meewerkte aan ‘Brigitte de Musical’, waar Tony Onderwater een rol was van Bert Klundert. Klaasen speelde toen een rijstkorrel, nu heeft hij de hoofdrol. En dat kan hij best, een typetje. Terwijl de rest zijn of haar best doet om te acteren, te zingen en te dansen, houdt Klaasen krampachtig vol om Toon aan ons te tonen.

Toon is een typetje, de rest is een rol. Misschien dat de acteurs daarom wel als zoutzakken op het toneel staan. Zonder enig enthousiasme soms zelfs met een verveelde blik staat de rest van de cast naast Alex Klaassen. Nog minder dan een rijstkorrel, want dat was nog origineel.

Waarom een musical over Toon? Zijn liedjes en conferences doe je geen eer aan door ze na te apen. Hoe knap soms de gelijkenis ook is, neemt niet weg dat het lijkt dat je naar een persiflage zit te kijken. De gelijkenis is er slechts omdat je de conferences door en door kent. Het flinterdunne flut verhaaltje eromheen, Toon’s prive leven, is er bij gesleept als opvulling tussen de ‘kijk eens hoe goed ik de alom bekende scènes kan nadoen’ scenes. De mooie teksten van Toon passen beter in een programma als ‘Een nieuwe jas’, ook al vond Toon dat zelf niet altijd geslaagd.

Dit alles neemt niet weg dat het oude, zeer oude, publiek een feest der herkenning kon vieren. Als er brand zou zijn uitgebroken, dan had meer dan de helft gestorven omdat ze niet op tijd konden opstaan. En de andere helft omdat ze niet langs de kreupelen der aarde konden passeren. Hoog rollatorgehalte dus. Het grijze publiek klapte overigens vrolijk mee met de carnavalshits, zong zachtjes mee met ‘24 rozen’ en vulde naar hartenlust de conferences aan. Aan de grijze horde was de voorstelling dus wel besteed. Ook al aapten ze het publiek na, voor zover men zich nog kon herinneren hoe dat destijds ging.

Voor de rest was het allemaal erg goedkoop. Het decor, de kostuums en de muzikanten. Dat de pianist met bladmuziek accordeon moest gaan spelen was gewoon een belediging. Het enige dat niet goedkoop was, was het entreekaartje. Daarom wel zeer terecht dat deze voorstelling elke keer een staande ovatie krijgt met een tsunami van de walm van incontinentieluiers.

Pinguin gezien 09/04/2011