oude meuk

Artikel

Jörgen Tjon A Fong

Interview

J?rgen Tjon A Fong (1974), acteur, schrijver en theatermaker, geboren in Brabant en opgegroeid in Utrecht, heeft weinig zin meer om het weer eens uit te moeten leggen. "We moeten de culturele diversiteit niet steeds weer als probleem aanhalen. Het is een gegeven. Daar kan je veel meer mee dan met een probleem". Geboren uit Surinaamse ouders, maar opgegroeid in Nederland, zit hij, of hij wil of niet, midden in het debat.
-door Merel Roze

In 15 jaar tijd is er op het gebied van culturele diversiteit in het Nederlandse theaterlandschap veel gebeurd. De laatste jaren heeft ook de politiek zich intensief bemoeid met de samenstelling van het Nederlandse theateraanbod en -publiek. Er werd geld vrijgemaakt voor talentontwikkeling onder allochtone theatermakers en voor debatten over het onderwerp. Het beoogde resultaat: een gemixte groep theatermakers en dito publiek. J?rgen Tjon A Fong ontwikkelde zich in dezelfde periode als acteur en theatermaker. Hij werd in deze context veelvuldig gevraagd voor debatten, besturen, producties en redacties.

J?rgen zat op een witte middelbare school waar theater een grote rol speelde. Hij stond in verschillende buiten- en binnenschoolse producties en zag veel voorstellingen. Een openbare repetitie van Hamlet van Dirk Tanghe bleef hem het meeste bij. Door nieuwe elementen toe te voegen maakte Tanghe van Hamlet een sprekende, actuele voorstelling zonder afbreuk te doen aan de tekst van Shakespeare. Dat principe sprak J?rgen meteen al aan.

Hij speelde jaarlijks in een middelgrote productie, onder andere met Henk van Ulsen en bij Toneelgroep Amsterdam. In 1992 werd Jörgen aangenomen bij Jongerentheater Nultwintig, voor het zomerproject 'De Stad'. Dit project betrof drie weken zeer intensief theater maken met jongeren van verschillende culturele afkomst. Het was één van de eerste producties in Nederland waarbij de nadruk werd gelegd op een cultureel diverse spelersgroep.
Toen Jörgen aankwam op de auditie bestond zijn toneelbeeld uit blank, gevestigd teksttoneel met muzikale elementen. Een voor de handliggend toneelbeeld, omdat Nederland op dat moment weinig anders bood: "Volgens mij was Gerda Havertong de enige zwarte actrice die ik kende. Het toneel dat ik kende, was helemaal blank, regulier, conventioneel". Bij De Stad werd hij geconfronteerd met stoere, Amsterdamse homeboys die geen enkele theaterervaring hadden, nooit naar theater toe waren geweest, en in zijn ogen vast niets van echt toneel zouden snappen. Jörgen vroeg zich af hoe hij in godsnaam met deze mensen een theatervoorstelling moest gaan maken.

"Achteraf besef ik dat dat de grootste fout is geweest die ik, met betrekking tot theater, ooit gemaakt heb. De opvatting die ik had over kunst en cultuur moest drastisch worden aangepast. Dat sommige spelers van De Stad niet over hetzelfde referentiekader beschikten als ik, wilde niet zeggen dat ze geen waardevolle inbreng konden hebben. Mijn oogkleppen werden die zomer langzaam weggeschoven. Sindsdien ligt de basis van mijn visie in het openhouden van mijn vizier."

Bij Nultwintig kreeg hij door het werken met verschillende disciplines ruimte om zijn dans-, spel-, en zangkwaliteiten te ontwikkelen. Die intensieve zomer, waarin er elke dag van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat getraind en gerepeteerd werd, was een eye opener. Hij was nog nooit zoveel met theater bezig geweest, nog nooit zo fulltime bij een productie betrokken. De dwang om elke dag weer die discipline op te brengen, met originele invallen te komen en grensverleggend bezig te moeten zijn, was slopend, maar gaf een enorme voldoening. Het fysieke spel, de training van het lichaam, het spelen en het dansen en het bedenken van improvisaties was een theatercombinatie waarbinnen hij zich goed voelde. Deze combinatie was hij in eerdere producties nooit tegengekomen.

Ondanks zijn passie voor het vertellen van verhalen in een theatrale context, twijfelde J?rgen lang of hij van theater zijn beroep moest maken. "Ik was opgevoed met het idee dat je verstandige keuzes moest maken, en met de toneelschool had ik, in mijn ogen, weinig kans op een vaste baan. Toneel was leuk als hobby, maar als vak te onzeker." Hij koos voor economie aan de HES en later voor Engels, maar toch bleef het theater roepen. Toen hij een hele tentamenperiode miste omdat hij een theater-act aan het voorbereiden was voor een benefietavond, besloot hij toch ook het theatervak een kans te geven. Hij zou een overdosis aan theater moeten hebben om te kunnen zien of zijn echte passie inderdaad daar lag. De toneelschool leek een voor de hand liggende keuze, maar dat duurde meteen vier jaar en bood een te mager programma. Net als bij Nultwintig, waar veel verschillende disciplines aan bod kwamen, wilde hij een bredere opleiding volgen met zang, dans, en theatertechnieken, gegeven door mensen die andere invloeden hadden dan alleen de Nederlandse traditie. Theatergroep De Nieuw Amsterdam had sinds een paar jaar een eenjarige opleiding voor talentvolle jongeren die nog niet zeker wisten of ze van toneel hun beroep wilden maken. Met verschillende disciplines en wereldwijde invloeden. Zes dagen per week trainen, tien uur per dag, geen vakanties. Een echte overdosis. Jörgen snapte wel dat hij, door voor een multiculturele opleiding te kiezen, gelabeld zou kunnen worden als 'allochtone' theatermaker. "Je wordt allochtoon gemaakt door de buitenwereld. De afweging tussen de reguliere of mijn eigen weg, waardoor ik snel gelabeld word als allochtoon, moet ik nu nog steeds vaak maken. Dat is iets wat ik vaak tegen kom, en volgens mij anderen ook."

Het jaar DNA was geweldig, maar zo intensief dat hij een jaar lang niemand zag of niets deed buiten DNA om. Hij miste de rest van de wereld. En hij realiseerde dat deze intensiviteit ook een gevaar van oogkleppen inhield. Hij wilde meer.
Na het jaar DNA had hij bevestiging gekregen dat theater meer was dan teksttoneel alleen. Meer dan de verschillende culturele achtergronden die de opleiding rijk was, bleven de verschillende disciplines hem bij. Van die verschillende disciplines en culturen nam hij mee wat hij persoonlijk interessant vond. "Ik ben niet ge?nteresseerd in folklore. Het gaat mij niet om een reconstructie van bepaalde culturen, of om het overbrengen van een historische waarheid. Ik gebruik de elementen uit de verschillende disciplines om iets van mezelf en mijn eigen belevingswereld over te brengen. Het is niet aan mij om te proberen een bepaalde dans over te brengen zoals dit uit traditioneel oogpunt zou moeten. Nee, het is aan mij om mijn eigen draai aan die dans te geven".

Van Rufus Collins, oprichter van DNA, leerde hij in die tijd dat hij verantwoordelijkheid moest nemen voor de generaties na hem. Collins, een naar Nederland gekomen Afro-American, stond voor keihard werken, blijven trainen, 'no excuses', en jezelf een sterke basis aanmeten. Hij was een theatermens in hart en nieren die zijn leven lang vocht tegen de bestaande systemen en een enorme woede koesterde tegen mensen die het lieten liggen. J?rgen werd door hem gewezen op zijn maatschappelijke betrokkenheid. Collins had zijn leven lang moeten vechten om erkend te worden in een blanke maatschappij. Voor J?rgen was, dankzij mensen zoals Collins, de weg gedeeltelijk geplaveid.

J?rgen: "Veel mensen van nu zijn ego?stisch. Als zij nu geen verantwoordelijkheid nemen, dan zullen de generaties na hen weer opnieuw moeten beginnen. Op die manier bouw je niets op en laat je niets achter. Er liggen nu zoveel kansen, zeker voor allochtonen die theater willen maken. Als ze die niet aangrijpen, kan ik me daar heel kwaad om maken. Ik probeer er zelf voor te zorgen dat ik de kansen niet laat liggen, dat ik verantwoordelijkheid neem voor de generatie na me. Je moet van onderop bouwen. De weg was voor mij al gedeeltelijk geplaveid, maar een rode loper was het zeker niet. Als ik de kansen niet grijp en ze uitbouw, verpest ik het voor de generatie na mij."

Na DNA ging J?rgen toch naar de toneelschool, omdat hij ook een erkende opleiding wilde volgen, met oog op zijn toekomst. "Na DNA miste ik op de toneelschool eigenlijk zoveel. Ik kon niet altijd aarden in het beperkte lesprogramma. Op een gegeven moment heb ik mijn eigen leerroute samengesteld, waarin disciplines van de verschillende opleidingen samensmolten. In mijn eigen pad zaten elementen van de toneelopleiding, maar ook van de mime- en kleinkunstopleiding. Ik heb er een extra jaar aangeplakt met muziektheater als specialisatie. Daar werd wel raar tegenaan gekeken, want dat was vreemd. Alles was nog zo gevestigd, zo braaf volgens toneelschooltraditie. Ik probeerde daar los van te komen.
Goed om te zien is dat inmiddels, een paar jaar later, het lesprogramma langzaam toch aan het veranderen is naar een diverser aanbod. Het wordt breder, gelukkig. Tegenwoordig hoef je minder snel uit te wijken naar een onconventionele theateropleiding om toch een breed pakket samen te kunnen stellen. Ik hoop dat de 'allochtone' labels daarom minder snel worden opgeplakt."

"Op die manier ben ik zeker bezig met debat over culturele diversiteit. Er moet in het Nederlandse theaterlandschap nog veel gebeuren. De grote gezelschappen en de reguliere theaters zitten nog vol met blank toneel en een daaruit voortkomend blank publiek. Je ziet bijna geen grote zaal producties met een gemixte cast. Festivals als Black Woman Festival in de Bijlmer zijn heel goed, maar stigmatiseren eigenlijk net zo goed. Waarom geen Woman Festival? We denken zo in hokjes, ik hoop dat we die tijd nu zo langzamerhand voorbij zijn, het voelt zo achterhaald. Ik kan kwaad worden om de starre en laffe houding van de gevestigde orde. Ze gebruiken vaak de verkeerde argumenten, bijvoorbeeld dat je een Tsjechov zo moeilijk op kan voeren met drie personages van verschillende afkomst. Wat een onzin. De vormgeving is in de loop der jaren van realistisch naar modern gegaan, en de tekst van klassiekers wordt vaak geactualiseerd, maar een beetje fantasie op het gebied van casting is zeker niet mogelijk? Het casting-argument is onzinnig. En ook de opmerking "dat er in die tijd nog geen zwarten waren in Rusland", terwijl de tekst wel wordt aangepast. Vaak wordt er ook gezegd dat het publiek nog niet toe is aan zo'n regie. Sorry, maar het publiek moet kunnen kiezen uit een aanbod, dan kiezen ze zelf wel of ze daar aan toe zijn. Er moet iets veranderen in de denkwijze van veel theatermakers."

"Dat ik soms gevraagd word om mij te mengen in het debat over culturele diversiteit, voelt dubbel. Ik voel me geen allochtoon, ik ben in Nederland geboren, ik heb een Nederlandse schoolopleiding gevolgd en ik heb een Nederlands referentiekader, maar ik word soms wel als allochtoon voor dingen gevraagd. In plaats van me te verdedigen, moet ik in de aanval gaan, en er mijn voordeel mee doen. Ik heb een hekel aan labels, waarom zou ik moeten kiezen of ik een allochtoon ben of een Nederlander? Een label beperkt een mens ontzettend. Ik wil afgerekend worden op de dingen die ik maak, waar ik voor sta, wat ik doe, maar toch niet op mijn uiterlijk?
Als theatermaker vertegenwoordig ik alleen mijn eigen stijl, niet mijn Surinaamse achtergrond of mijn Nederlandse paspoort. De Surinaamse achtergrond draag ik als mens natuurlijk met mij mee, maar vormt niet de basis waarmee ik theater maak en wil maken. Ik maak wel voorstellingen voor een zo breed mogelijk publiek. Zo draag ik op mijn manier bij aan een gemixt publiek. Als ik niet zelf iets verander aan die stigmatisering, dan verandert er niets. En zolang ik dan toch gestigmatiseerd word, kan ik er maar beter gebruik van maken ook. Naast het voeren van debatten, kan ik laten zien wat ik doe."

Dezelfde problemen die J?rgen op de toneelschool tegenkwam, ervoer hij ook bij de gevestigde professionele theatergroepen: het aanbod en de diversiteit in stijlen was te beperkt. Hij speelde bij diverse gezelschappen, deed mee aan uiteenlopende projecten met verschillende makers en leidde debatten. Hij richtte uiteindelijk zijn eigen groep Urban Myth op: naast een productiehuis voor voorstellingen een platform voor maatschappelijk debat.

"Ik wilde mijn eigen stijl uitdragen en onderzoeken en die stijl vond ik bij geen ander gezelschap terug. Ik wil ook niet in een bepaalde hoek geduwd worden. Toen mijn voorstelling niet in Cosmic in premi?re ging, maar in een 'regulier' theater, waren mensen echt verbaasd. Zo van: 'Huh? Niet in Cosmic? Dus het is een echte voorstelling?'
Ik ben theatermaker, geen zwarte theatermaker of Nederlandse theatermaker. Ik wil ook echt geen exclusief zwart publiek bereiken. Ik wil een publiek bereiken dat jong is, en een afspiegeling is van de samenleving. Culturele diversiteit is voor mensen van mijn leeftijd echt veel minder een issue dan voor de politiek of de generaties boven mij. Het is een gegeven. Kijk om je heen! Jongeren mixen zich nu automatisch veel meer dan vroeger. De subculturen zijn makkelijker toegankelijk dan vroeger. Tegenwoordig bestaan de subculturen meer uit groepen met dezelfde kledingstijl, muzieksmaak en uitgaansvoorkeur dan uit groepen met verschillende etnische achtergrond."

"In mijn theater mix ik verschillende stijlen. Ik heb een voorliefde voor klassieke verhalen met universele thema's. Daar laat ik me door inspireren. Verder ben ik opgegroeid met de televisie in de jaren zeventig en begin jaren tachtig. Ik wil de massacultuur van de televisie mengen met kunst. Klassieke, universele thema's ten tonele brengen in het vocabulaire van twintigers. Ik maak muziektheater dat aansluit bij de belevingswereld van de twintigers van nu, met klassieke thema's. De muziek illustreert niet, maar maakt echt deel uit van de voorstelling. We citeren net zo makkelijk uit Hamlet als uit een populaire reclame. Het is een aaneenschakeling van stijlen. En een onderzoek naar een nieuwe theatervorm."

"Urban Myth houdt zich bezig met twee kernzaken: het is een productiehuis en we organiseren debatten. Het gaat uiteindelijk om het productiehuis, want daar ligt mijn hart als theatermaker. Maar de debatten zijn ook belangrijk voor het contact met de doelgroep.
We willen een vast publiek opbouwen. We hopen de twintigers die niet automatisch naar het theater gaan te bereiken. En we willen langzamerhand grotere zalen bespelen. Naast de debatten spelen we 1x per jaar op locatie, bijvoorbeeld in een club. Bij DNA leerde ik van Alida Neslo dat theater een combinatie is tussen een kazerne en een klooster. Keihard werken met een sobere geest, toewijding en discipline. Mijn ideale theaterplek is een combinatie tussen een kazerne en een klooster, maar ik voeg daar het club- en uitgaanselement aan toe. Niet alleen wil ik met mijn theater de discipline van de kazerne en de ernst van het klooster laten zien, maar ook het hedonistische, het genieten, het entertainment. En dat in zoveel mogelijk stijlen, met muziek, dans en theater gecombineerd."

"Ik probeer mijn vizier altijd zo open mogelijk te houden en ontvankelijk te blijven voor verschillende stijlen en invloeden. De generatie die Actie Tomaat startte, is nu zelf aan de macht en denkt daarmee het eindpunt bereikt te hebben. Dat maakt ze net zo erg als de generatie theatermakers waar zij zelf tegen rebelleerden. Ik vind dat typisch de arrogantie van de macht. Ik hoop dat ik makkelijk plaats kan maken als ik eenmaal op een machtige positie zit. En die positie is wel waar ik met mijn theater heen wil."

Dit interview werd eerder geplaatst in TM, februari 2003

14/11/03 14:19

praat mee

schrijf een mini